Skip to main content

Laakkerk in vuur en vlam


Op zaterdagavond 22 februari 1964 staat de gereformeerde Laakkerk aan de Issingstraat in de wijk Laakkwartier in vuur en vlam. De brand breekt omstreeks kwart over zeven uit en wordt ontdekt door buurtbewoners die tegenover de kerk wonen. De gewaarschuwde koster L. Broersen rent met een brandblusser de kerk in en ziet met lede ogen aan dat de kansel al in lichterlaaie staat. Zijn wanhopige poging om de brand te blussen wordt bemoeilijkt door de dikke rook die al snel de kerkruimte vult en zijn ogen doet tranen. Toch probeert de koster met de moed der wanhoop het vuur te doven. Een strijd die opgeven wordt als ook de voorste rijen banken vlamvatten. Jeugdige geloofsgenoten die op dat moment catechisatie hebben in de kerk weten het gebouw bijtijds te verlaten. Want als even later de brandweer arriveert, laaien de vlammen door de gesprongen ramen en zakt het kerkorgel kreunend in elkaar. 

Kort daarna worden de resten van het kerkinterieur begraven onder het puin van het instortende dak. De vlammen slaan tegen die tijd hoog boven de ongeveer 29 meter hoge toren uit. Dikke zwarte rookwolken bedekken de lucht boven de kerk. Ondertussen hebben duizenden Hagenaars zich in de buurt verzameld. Ze zien de brandweer een ongelijke strijd voeren, waarbij vijftien spuiten en twee waterkanonnen gebruikt worden. Meer dan de schade beperkt houden, kan er niet worden gedaan. De brandweerlieden zorgen er met man en macht voor dat de brand niet overslaat naar de naastgelegen pastorie en kosterij en de omliggende huizen. Omstreeks kwart over acht wordt het sein ‘brand meester’ gegeven. De schade is groot en wordt geschat op een miljoen gulden. Alleen de toren en de muren staan geblakerd door de vuurzee nog overeind. 

In het daaropvolgende onderzoek vinden politie en de brandweer de oorzaak van de brand niet. De vuurzee heeft alle sporen uitgewist. Men vermoedt dan ook dat de brand veroorzaakt is door kortsluiting. Hoofdinspecteur A.H.W.W. van der Vegt van de centrale recherche blijft echter twijfelen. Het antwoord komt een maand later, wanneer een zeventienjarige machinebankwerker vanwege een ander vergrijp wordt opgepakt en tijdens het verhoor ook de brandstichting bekent. De jongeman verklaart uit liefdesverdriet en wraak gehandeld te hebben. 

De jeugdige Hagenaar van rooms-katholieke huize vertelt dat hij een aantal maanden geleden een relatie heeft gehad met een gereformeerd meisje uit Scheveningen. Het stel was erg verliefd op elkaar. Maar toen de vader van het meisje achter de heimelijke liefde kwam, verbood hij haar verdere omgang. De jongen uit een net Haags gezin van drie kinderen kon de breuk niet verwerken. Telkens als een vriend met een meisje uitging werd hij herinnerd aan de pijnlijke verbreking van de relatie. Verteerd door liefdesverdriet zocht hij naar wraak. De jongen uitte zijn boosheid door ruiten bij zijn ex-schoonvader in te gooien en door anonieme dreigbrieven aan de man te schrijven. De opgekropte woede kwam op de bewuste zaterdag tot een uitbarsting. Die middag had hij met een kameraad naar de televisie gekeken. Na afloop kondigde de vriend aan dat hij
’s avonds met zijn meisje zou gaan schaatsen. Die woorden brachten de eenzame en aan liefdesverdriet lijdende jeugdige Hagenaar tot razernij. De haat tegen alles wat gereformeerd was kwam tot een hoogtepunt. De jongen voelde dat hij iets moest doen om deze mensen te treffen. 

In zijn buurt stond de trotse Laakkerk en die moest verdwijnen, zodat er niet meer gepreekt kon worden. In het schuurtje achter zijn ouderlijk huis aan de Goeverneurlaan stonden zes flessen benzine uit de tank van zijn nieuwe bromfiets die hij die middag een doorsmeerbeurtje had gegeven. Twee flessen nam hij mee. Het kostte geen moeite de kerk binnen te komen, want juist om zeven uur was er catechisatie. Hij sloop achter een van de leerlingen de kerk in. Bij de preekstoel aangekomen, gooide hij de flessen benzine leeg over de houten kansel en stak het in brand. Onmiddellijk laaide de vlammen hoog op. De jongen wilde de kerk aan de achterkant verlaten, maar daar waren alle deuren op slot. Op het nippertje kon hij heelhuids langs de brandende kansel glippen. Het scheelde maar weinig of hij was door de laaiende vlammen ingesloten. Terwijl het kerkgebouw brandde als een fakkel stond de machinebankwerker tussen de menigte toe te kijken. Tevreden zag hij hoe de vlammen hun vernietigende werk deden. Een daad uit liefde en wraak die de jeugdige brandstichter uiteindelijk in de cel deed belanden. 


Details

  • Schrijver

    Jan Kaffa
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Brandschade van de kerk. Foto Stokvis, collectie HGA
  • Editie

    15-2022

Meest gelezen artikelen