Skip to main content

Firma G. Lörtzer, klassieke herenmodewinkel


Mijn vader heeft vanaf zijn jongste jaren in een herenmode in Groningen gewerkt. In 1948 kwam hij naar Den Haag om bedrijfsleider en eerste verkoper bij de Firma G. Lörtzer in de Hoogstraat, nr. 32 te worden. Wij (vijf kinderen) woonden de eerste jaren vlak naast het Vredespaleis. In 1953 heeft mijn vader de winkel, met behoud van de naam, overgenomen van Gerhard Lörtzer, zoon van de oorspronkelijke oprichter (1876). Ons gezin ging boven de winkel wonen.

In de zomervakanties van mijn middelbareschooltijd bezorgde ik pakjes. In de tijd van mijn vader was het nog normaal dat klanten hun aankopen niet zelf meenamen maar lieten bezorgen, ook kleine dingen als een das of een stel zakdoeken. Die werden dan keurig verpakt in een doosje met de naam van de firma erop, dichtgebonden met een goudkleurig lint en een mooie strik. Met de bromfiets snorde ik rond door Wassenaar, Voorburg en Benoordenhout. Daar woonden onze klanten. Ik ben ook nog langs adressen gegaan waar de rekening niet betaald werd. Aan de Veenkade heb ik met een jonkheer die in zijn ondergoed rondliep op de overloop staan bekvechten. 

Ik heb zelf niet de ambitie gehad om mijn vader in de winkel op te volgen. Ik ben opgegroeid in de jaren zestig, zeventig en heb in Groningen psychologie gestudeerd. Er zijn verkoopplannen voor de winkel geweest maar die zijn niet doorgezet. In de jaren tachtig waren mijn broer Jan, mijn zus Annemarie en ik zelf nog altijd eigenaar van de winkel, een Vennootschap Onder Firma (VOF). In 1984 ging een van de oudere personeels-leden met pensioen en toen ben ik in de winkel gaan staan. 

Sinds het vertrek en de dood van mijn vader in het midden van de jaren zeventig werd het voortbestaan van de winkel gedreven door twee oudgedienden die ook het grootste deel van hun leven bij de Firma Lörtzer gewerkt hebben: Fred Plevier en Herman Van Eggelen. Van hen heb ik het vak geleerd. Je moet liefde voor het artikel ontwikkelen. In de uren dat je daar in de winkel stond en er geen klanten kwamen, liet je het goed door je handen gaan. Je moet wel iets weten van maten en modellen, van weefsel en breisels, maar het echte gevoel komt via de zintuigen. Eindeloos die stoffen bekneden en beknijpen, tot het levende materie wordt. De glans en soepelheid herkennen op twintig meter afstand. 

De winkel bood het beste van het beste. Broeken van fijne kamgaren of zware cavalry twill. Zwitserse overhemden van lang-vezelige, Egyptische katoen, full body gesneden, dubbele manchet. Kashmir pullovers. Shetland cardigans. Jassen van camel hair. Flanellen pyjama’s om de jichtige ledematen van oude heren warm te houden. Wollen ondergoed uit Schotland, nergens meer te krijgen. Korte kamerjasjes van velours met siercordon (de zogenaamde coin-de-feu) waar je alleen nog in tochtige landhuizen mee kon verschijnen. Engelse regimentsdassen van zo zware zijde dat ze rechtovereind bleven staan. In de winkel spraken wij trouwens van ‘zelfbinders’. De collectie vlinderstrikken (butter-flies of Schleifenbinder) overtrof de volière van Artis in variëteit. Voor de winter gevoerde handschoenen van het leer van het ‘brasilianische Wildschwein’ (peccary) waarop de haarinplant nog zichtbaar is. In de zomer glacés of de demi-chrochets voor de sportieve autorijder. Wij konden nog artikelen leveren (sokophouders, boordenknoopjes) die al een eeuw geleden uit de herengarderobe verdwenen waren.

Het voorbinden van een vlinderstrikje kost enige oefening en ik had mezelf geleerd hoe je een dasje op een paspop kon strikken zodat een klant zijn aanschaf kant-en-klaar mee naar huis kon nemen. In deze winkel kwamen de mensen die traditioneel tot de hogere standen gerekend worden. Oud geld. Karakteristiek is de vanzelfsprekende manier waarop ze zich in het openbaar gedragen. Zeker niet onvriendelijk of uit de hoogte. Integendeel. Mensen die gewend zijn bediend te worden, hebben geleerd dienstverleners in hun waarde te laten. De voorkeur van de heren gaat altijd uit naar hetzelfde: de hoogste kwaliteit, maar nooit opvallend. Het roestbruine colbertjasje, de grijze broek met bandplooi en omslagen. Het overhemd met een blauw streepje en de das met witte stippen. Onder het jasje soms een bordeauxrode slipover (dus zonder mouwen). Voor het weekend misschien een corduroybroek en een open hemd met choker.  

Als verkoper in deze winkel was je aanwezig (de klanten werden bediend) maar niet opdringerig. De spullen die je verkocht waren goed, dus die hoefde niet meer te worden aangeprezen. Soms echter hadden mensen tijd nodig om een keuze te maken. Daar moest je ze de gelegenheid voor geven. Voorbeeld: een man van middelbare leeftijd past vóór in de winkel een beige Burberry regenjas. Mooie jas, zit goed, maar duur (zuiver katoen.) “Loopt u eens naar achteren,” zei je dan, “daar valt buitenlicht naar binnen door het glas in lood raam in het plafond.” De klant loopt met de jas door de winkel, is zo al een tijdje bezig. Dan wordt het steeds moeilijker om niet tot aanschaf van die jas over te gaan. Nog een regel: als mannen met hun vrouw of vriendin komen: richt je als verkoper op de vrouw. 

Zoals ik al zei: oud geld. Maar ik heb ook gezien hoe de nieuwe rijken betalen. Met flappen. Splinternieuwe flappen, zo van de bank gehaald. Niet in de portefeuille bewaard maar in een langwerpige envelop. Pas aan het eind van het bezoek komt de envelop uit de binnenzak tevoorschijn en worden enkele biljetten van het stapeltje afgenomen. Discreet en trefzeker. Toch had deze winkel een probleem: de oude generatie van vaste klanten stierf uit en de jonge generatie kwam alleen maar binnen om het interieur te bewonderen. “Moet je zien, die kasten, die mahoniehouten toonbanken, die spiegels, die kroonluchters, en dat jullie zo’n collectie hoeden hebben! Wat goed dat jullie er nog zijn!” “Ja, maar daar verdienen wij geen cent aan”, was ons commentaar als deze jongelui zonder iets te kopen weer buiten stonden. 

Kort na Kerstmis 1986 ging er een brief naar de vaste cliëntèle. Met diepe droefenis werd meegedeeld dat de firma Lörtzer haar deuren ging sluiten. De klanten werd dankgezegd voor hun jarenlange trouw aan de firma. Dit was een afscheidsbrief. In de laatste regel werd vermeld dat tijdens de opheffingsuitverkoop kortingen van dertig procent werden gegeven op alle artikelen. Op de tweede dag van het nieuwe jaar stonden ze allemaal op de stoep. Die dag is er verkocht als nooit tevoren. Sommige klanten rekenden op de verkoopbon zorgvuldig na of ze wel genoeg korting hadden gekregen. 

In augustus 1987 zijn wij vertrokken. Na ons is het pand door Laura Ashley gebruikt. Tegenwoordig zit er een vestiging van Scotch & Soda. Het interieur staat op de monumentenlijst en is nog herkenbaar. Inmiddels zijn ook vergelijkbare winkels als Meddens, Het Jagershuis en de Bonneterie verdwenen. Gebleven zijn Pelger in de Hoogstraat, F.G. van den Heuvel aan het Voorhout en sinds een paar jaar aan de Plaats: The Englisch Hatter.


Details

  • Schrijver

    Paul Casparie
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Ik voor de winkel, 1978
  • Editie

    21-2022

Meest gelezen artikelen