Skip to main content

Herinneringen aan vijf heftige dagen in Mei 1940 (Tweeluik: deel 1 van 2)


We hadden een hele strenge winter achter de rug. Het had hard gevroren en er had veel sneeuw gelegen. De schildwachten met de bajonet op het geweer voor de school bij ons verderop in de Vlierboomstraat hadden met een druppel aan hun neus staan stampvoeten en kleumen om enigszins warm te worden in hun veel te dunne legeroverjassen. 

Hoe het begon

Wij kinderen hadden in eerste instantie veel genoten van de ijspret. Daar hadden we ruim de tijd voor gehad want door de mobilisatie waren veel schoolgebouwen door militairen bezet en gingen we daardoor maar halve dagen naar school. De ene week ’s morgens en de andere week ’s middags. Maar op de duur waren we de ijspret zat en waren we nu toch weer blij met de voorjaarszon. Die voorjaarszon was voor de huisvrouwen een teken. De kriebels kwamen weer. De tijd was weer aangebroken voor de grote voorjaarsschoonmaak. Alles wat het hele jaar nauwgezet was schoongehouden en afgestoft kreeg opnieuw een grote beurt. Er moest worden gesopt, geschrobd en geboend en waar nodig werden muren opnieuw behangen en plafonds opnieuw gewit. Het hele huis moest weer ‘spic en span’ zijn, (deze uitdrukking werd evenwel later pas uitgevonden). De gezamenlijke slaapkamer van mijn broer en mij was het eerst aan de beurt. De beide opklapbedden werden gedemonteerd, van de muur afgeschroefd en rechtop in de gang gezet. Wij moesten nu op onze matrassen op de grond slapen. Ik vond dat wel spannend. Ik had nog nooit gekampeerd en ik dacht dat dat best wel leuk zou zijn. En dit leek toch een beetje op kamperen. Ik had voor mijn gevoel maar kort geslapen toen ik wakker schrok door een hevige bons. Onmiddellijk dacht ik aan die metalen bedden die rechtop in de gang waren gezet. Daar was er vast één van omgevallen. Maar er volgde nog een paar van die knallen. En er stonden maar twee bedden in de gang. Twee van die knallen zou dus genoeg moeten zijn geweest. Maar het waren er meer. Mijn vader hielp ons uit de droom: Het was oorlog! Er vlogen vreemde vliegtuigen in ons luchtruim en daarop werd nu geschoten. Dat verklaarde de knallen. Het bleek dat de Duitsers ons land aan het binnenvallen waren en dat Nederland zich daar heftig tegen verweerde.

 

We kleedden ons aan en gingen naar buiten. We zagen in de verte grote donkere vliegtuigen in de lucht. Daaruit vielen kleine zwarte figuurtjes die vervolgens aan een parachute langzaam naar beneden dwarrelden. We zagen een waar luchtgevecht. De nieuwe jachtvliegtuigen van de Nederlandse luchtmacht, de Fokkers G1 waren met hun merkwaardige dubbele staart duidelijk herkenbaar. Zij gingen moedig het gevecht met die Duitse vliegtuigen aan. Ook het luchtafweergeschut ging vanaf de grond hevig tekeer. We zagen een enkel vliegtuig neerstorten met een grote rookpluim achter zich aan onder luid motorkabaal. Voor onze ogen speelde zich in de lucht een tumultueuze situatie af die we als kind eigenlijk nog maar nauwelijks konden bevatten. 

 

De soldaten, die in de school verderop gelegerd waren vertrokken met spoed in zuidelijke richting. De officieren en onderofficieren brulden hun bevelen. Enkele soldaten bleven achter. Die achterblijvers braken de straat open en barricadeerden met de stoeptegels de ingang van de school. In de straat schoolden de mensen samen. Groepjes buurtbewoners bespraken de situatie. Men keek zorgelijk. Ook wij kinderen waren onder de indruk hoewel we zo’n oorlog misschien ergens ook wel spannend vonden. Sommige vrouwen en kinderen hadden hun man en vader in het leger. Anderen hadden daar vrienden en kennissen. Ook was men bezorgd om de soldaten die in de school naast ons gelegerd waren en die elders in gevaar waren. In huis beplakte men de ruiten met plakband, om te voorkomen dat men bij explosies door rondvliegende glassplinters gewond zou raken. De winkels bleven voorlopig dicht maar de meeste mensen hadden toch al veel eerder wat levensmiddelen gehamsterd. Bij de recente politieke ontwikkelingen hadden velen eigenlijk wel enigszins op een oorlog en schaarste gerekend. 

 

De dag ging voorbij en de avond kwam. De strijd in de lucht was geluwd. Mijn vader had zich beschikbaar gesteld voor de opruimploeg van de Luchtbescherming. Dat betekende dat hij in het geval van een bombardement of vernielingen door andere oorzaken puin moest ruimen op zoek naar slachtoffers. Mijn moeder was het daar niet mee eens geweest. Zij vond dat een administratief ambtenaar voor de gemeenschap fijnzinniger arbeid zou moeten verrichten. Maar mijn vader hield voet bij stuk. En nu moest hij zich melden om tijdens de nacht beschikbaar te kunnen zijn. Mijn moeder zat in zak en as. Zij deed die nacht geen oog dicht. Maar de volgende dag dook mijn vader weer heelhuids op. Er was niet gebombardeerd. Hij had op de verzamelpost heerlijk geslapen.

 

Gaandeweg ging mijn vader zich wel wat zorgen maken om zijn tuintje. De gemeente had voorheen veel braak liggend bouwgrond om laten spitten en stukken daarvan ter beschikking gesteld van diegenen die bij schaarste de rantsoenen van hun gezin door eigen teelt wat zouden willen aanvullen. De 100 m2 van mijn vader bevonden zich in de nabijheid van Meer en Bosch in een wijk die tegenwoordig bebouwd is met huizen maar toen ook nog wat onbebouwde grond omvatte. Het gerucht ging dat er juist daar ter plaatse flink zou zijn gevochten, om het vliegveld Ockenburg. Mijn vader maakte zich dus nu zorgen over de staat van zijn gewasjes en tegen alle redelijke overwegingen in besloot hij toch ter plaatse een kijkje te gaan nemen. Zoals gebruikelijk ging ik met hem mee, achterop de fiets.

Een heftig voorval

Er gingen geruchten dat er overal wegblokkades zouden zijn in verband met Duitsgezinde elementen die contact wilden leggen met hun Duitse vrienden (de vijfde colonne). Bij die wegversperringen moest men zich kunnen legitimeren. Mijn vader stak zijn paspoort bij zich en ik werd voor alle zekerheid voorzien van mijn geboortebewijs hoewel het niet erg voor de hand lag dat ik als negenjarige voor een subversief element zou worden aangezien dat met vijandige bedoelingen contact met de Duitsers zou willen opnemen. Maar zekerheid vóór alles. We gingen op pad. Ik dus bij mijn vader achterop de fiets met mijn voeten keurig op de stepjes. Inderdaad werden we binnen 5 minuten aangehouden door een eenzame niet-geüniformeerde jongeling, gewapend met iets wat op een geweer leek. Mijn vader voldeed aan de eis zich te legitimeren. Naar het oordeel van de gewichtige jongeling bleek alles in orde en we mochten doorfietsen. Ik was danig gefrustreerd dat aan mij geen enkele aandacht werd besteed. Diep teleurgesteld trok ik snel mijn geboortebewijs tevoorschijn en hield dat demonstratief onder de neus van de gewapende jongeman. Hij verwaardigde het met geen blik. Hij trok alleen zijn neus op. En wij fietsten verder. 

 

In dit vroege voorjaar nog maar weinig opgekomen maar de volle 100 m2 werden toch aan een nauwgezette controle onderworpen. Daarna werd er nog gauw hier en daar een sprietje onkruid uit de grond getrokken en toen dat allemaal gebeurd was konden we weer te vertrekken. Ik had de indruk dat hij dat wel met enige tegenzin deed. We gingen niet meteen op weg naar huis. Eerst fietste mijn vader de Laan van Meerdervoort op in de richting van Meer en Bosch. Hij had, denk ik, toen we naar het tuintje reden al iets gezien wat zijn aandacht had getrokken. Tegenover Meer en Bosch lag toen nog een brede strook onbebouwde grond. Op die strook zagen we een auto geparkeerd staan. Het was een personenauto die legergroen was gespoten. Zelf meende ik hem te herkennen als de auto, waarin de commandant van de militairen die in de scholen vlak bij ons gelegerd waren, regelmatig werd vervoerd door een militaire chauffeur. Nu was die auto zwaar beschadigd. Hij zat vol kogelgaten en alle banden waren lek. Maar het meest opvallend was een kogelgat in de voorruit en daarmee corresponderend een bebloed kogelgat in de rugleuning van de bestuurdersstoel. We vreesden het ergste. Het was duidelijk dat die beide gaten door dezelfde kogel waren veroorzaakt. We realiseerden ons dat de bestuurder ongetwijfeld door die kogel moest zijn doorboord. Hij moest daardoor absoluut ernstig gewond zijn geraakt of misschien wel zijn gedood. Ik zie dat beeld tot op de huidige dag voor me. Diep onder de indruk reden we naar huis. (wordt vervolgd)

 


Details

  • Schrijver

    Gé C. Witmaar
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Fokker G-I. De 322 en de 303 op patrouille in mei 1940. Schilderij Bert Olsder via Olsderart
  • Editie

    09-2021

Meest gelezen artikelen