Skip to main content

De Buitenlijners, Haagse trams in olieverf


Onlangs wees een van de lezeressen van De Haagse Tijden ons op het werk van Jim Gijbels, een voormalig maskermaker voor kankerpatiënten in het AMC, die door nieuwe 3D-technieken op zijn vijfenvijftigste zonder werk is komen te zitten. Hij maakte van zijn hobby zijn werk en maakt nu olieverfschilderijen van bus, tram en trein. 

Omdat veel lezers van De Haagse Tijden interesse hebben voor het Haags openbaar vervoer, is het goed te melden dat de schilderijen voor zeer billijke prijzen te koop zijn. Ik verwijs daarbij naar de website www.jimgijbels.nl waar zijn werken te zien en te bestellen zijn. Speciaal voor De Haagse Tijden vervaardigde Jim een acrylschilderij van de HTM, welke bij dit artikel wordt afgebeeld. Zoals vermeld, staat op het schilderij van Jim een zogenaamde buitenlijner van de HTM afgebeeld. Het leek mij goed om over dit type tram eens het een en ander te schrijven.

Al in 1887 reed er een stoomtram tussen Den Haag en Delft en na elektrificatie verschenen hier vanaf 1923 de trams zoals afgebeeld op het schilderij van Gijbels. De afgebeelde wagen 58 maakte deel uit van de serie 51-80, die door de HTM was besteld bij vier Duitse bedrijven vanaf 1921. Vanaf 1923 kwamen de vervaarlijk uitziende voertuigen in dienst. De trams hadden een lengte van veertien meter en waren voorzien van twee voorbalkons, een middenbalkon en twee compartimenten aan weerszijden van het middenbalkon. De trams waren ook voorzien van luchtdrukfluiten. Als kind dook ik weg onder de jas van mijn vader als we op de Turfmarkt op bus 18 stapten en er een buitenlijner luid fluitend vanaf het beginpunt vertrok richting Delft. Naast Delft werden de buitenlijners ook ingezet op de lijnen naar Voorburg, Wassenaar en Leiden – een traject dat tot 1 augustus nog bestond uit het traject Den Haag-Wassenaar en daarna werd doorgetrokken tot de Haagse Schouw in Leiden. Naar Delft werd pas gereden vanaf 1931, nadat het boogbruggetje langs de Delftweg bij Reineveld was vervangen door de nieuwe Reineveldbrug. 

Zoals u op de foto van HTM 55 ziet, trekt deze een aanhang-wagen in de vorm van de 117. In eerste instantie kregen de motorwagens 51-80 salonwagens uit de serie 101-120 te trekken, op de lijnen naar Delft en Leiden. De eerste jaren werden er zelfs nog wagens van de voormalige stoomtram getrokken. Deze zijn later nog ingezet op het stadsnet, waarna de buitenlijnen werden voorzien van nieuwe aanhangrijtuigen uit de 700-serie. Om het artikel leesbaar te houden zal ik het opsommen van nummers zoveel mogelijk achterwege laten. Voor geïnteresseerden wijs ik derhalve op de uitgaven van Johan Blok, die over dit type tram vele boeken heeft geschreven.

Goed, terug naar de buitenlijners. Vele jaren hebben ze door de Haagse straten gereden, al fluitend en bellend en menigmaal ging het ook mis. Hierbij moet worden vermeld dat de meeste ongevallen hebben plaatsgevonden op de Delftse lijn, door gevaarlijke overwegen nabij Pasgeld en een hogere frequentie. Op de Leidse lijn waren beduidend minder aanrijdingen te betreuren. Het was 26 september 1963, de geboortedag van mijn toenmalige vrouw, toen motorwagen 68 vanuit Delft op weg was naar Den Haag terwijl op de Rijswijkseweg, nabij de Laakbrug, een vrachtauto zijn laadklep verloor. De 68 reed over de klep heen waarna een heftige ontsporing volgde. Hierbij kwam het voertuig op de ventweg terecht en kwam op korte afstand van doe-het-zelfzaak Houtribo tot stilstand. Nu weegt een motorwagen van dit type 27 ton en voorkwam een in de weg staande bovenleidingmast dat de tram ter plaatse kon worden herspoord. Met behulp van Blansjaar werd de achterzijde van de tram ook op de ventweg geplaatst zodat de wachtende trams hun weg konden vervolgen. De rest van de dag heeft het topzware voertuig daar gestaan tot rond middernacht de laatste tram was gepasseerd, waarna de 68 door twee kraanwagens weer in de rails kon worden getild. Gemeentewerken had hierna nog een flinke klus om het zwaar beschadigde wegdek te repareren.

Vanaf 1961 vond afvoer van de buitenlijners plaats. Het slopen vond plaats op de tramremise Maaldrift te Wassenaar. Een deel van de motorwagens heeft nog enige tijd gediend als trekkracht voor het werkmaterieel, zoals slijpaanhangwagens, onkruid-verdelgers en lorries met sloop-materiaal van de opgeheven Leidse lijn. Inmiddels gingen er stemmen op een wagen te bewaren als museumtram en de keuze viel op twee voertuigen, namelijk de 57 en 58.

In april 1969 werd begonnen met de restauratie van museum-tram 57 in de hoofd-werkplaats van de HTM, onder de bezielende leiding van de heer Munter aan wie wij veel dank verschuldigd zijn. Als jonge knul heb ik nog een aantal jaren onder zijn leiding de functie van koperpoetser mogen bekleden van het aanwezige museummateriaal. In de zomer van dat jaar is de 57 overgebracht naar de tramremise Scheveningen voor een schilderbeurt. Hier werd de motorwagen herenigd met de aldaar aanwezige salonwagen 118 die al was opgeknapt door de werkgroep Tramweg Stichting (TS). Sinds de oplevering in 1970 behoort het stel 57-118 tot de vertegenwoordiging van het buitenlijnmaterieel.

De 58, die vele jaren fungeerde als klusjeswagen, verhuisde in 1975 naar de elektrische museumlijn Amsterdam waar deze wagen zijn opknapbeurt kreeg. In 2008 kwam het voertuig na veel omzwervingen terug in Den Haag waar de TS een flinke klus van jaren had om ook deze motorwagen de status van museumstuk te geven. 

Naast de voornoemde buitenlijners 51 tot 80 is ook nog een ander type buitenlijner actief geweest bij de Haagse tram: de serie 81-90. Dit waren tweedehands motorwagens, afkomstig van de Limburgse Tramweg Maatschappij (LTM) en gebouwd in 1923 tot 1931. In tegenstelling tot de Haagse trams met een voor- en achterbalkon, hadden deze wagens een gesloten bestuurderscabine, en karakteristiek twee grote koplampen in het midden. In 1949 werd het Limburgse materieel te koop aangeboden wegens opheffing van de elektrische lijnen in Limburg. HTM had interesse en kocht tien motorwagens en twintig aanhangrijtuigen. Begin jaren vijftig werden de wagens bij Werkspoor aangepast aan de eisen van de HTM, zoals het vervangen van de keiharde hou-ten banken door comfortabel meubilair van kunstleer en het vervangen van de donkergroene kleur door de Haagse crèmekleur met groene banden. Als serie 81-90 kwamen de wagens in dienst op de lijnen naar Wassenaar en Voorburg. Omdat een van de twee bestuurderscabines was vervallen, kon men niet naar Delft rijden vanwege het ontbreken van een keerlus aldaar. Wat ook gold voor Leiden.

Uit deze serie is de 90 – die tot 1965 in de remise Lijster-besstraat gestald stond – uitverkoren om bewaard te blijven voor de LTM, in Heerlen. De tram werd daar weer groen geschilderd en kreeg zijn oude nummer 610 terug. De tram werd als statisch object neergezet op het voormalig remiseterrein. De bedoeling was hier een VVV-kantoor in te vestigen waartoe het volledige interieur werd verwijderd alsmede de volledige bestuurderscabine. Van een VVV-kantoor is het echter nooit gekomen en de 610 bleef leeg achter op het remiseterrein. Op initiatief van onder andere voornoemde Johan Blok werd de tram gered en kwam in eerste instantie via allerlei omwegen in het Spoorwegmuseum terecht.

Door een grote verbouwing van het spoorwegmuseum en het afstoten van niet NS-materieel, is de 610 als 90 uiteindelijk weer naar Den Haag gekomen en uiterlijk weer in de staat van de 90 gebracht. In 2019 is de 90 vertrokken naar de ZLSM in Zuid-Limburg.

 


Details

  • Schrijver

    Ruurd Berendes
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Buitenlijner 58 naast PCC 1163 staat klaar voor de rit naar Delft, Turfmarkt. Schilderij: Jim Gijbels
  • Editie

    10-2021

Meest gelezen artikelen