Skip to main content

De Meester van de Waterwolven


Als er één nacht is die in mijn geheugen gegrift staat, is het wel de nacht van zaterdag 31 januari 1953 op zondag 1 februari van dat jaar. Ik werd midden in de nacht wakker omdat het stormde en niet zo’n klein beetje ook. Je hoorde allerlei geluiden buiten van omvallende asbakken en plantenpotten. De volgende dag werd duidelijk dat het om een combinatie van een noordwesterstorm en springtij ging. Samen met een vriend ben ik naar de haven van Scheveningen gegaan en hier bleek dat die storm ook daar aardig huisgehouden had, evenals bij de boulevard en het verversingskanaal.

’s Avonds werd duidelijk dat een groot deel van Zuid-Holland en Zeeland onder water stond. Ik was op dat moment leerling van de Johan de Witt HBS op de Nieuwe Duinweg en toen ik daar de volgende morgen aankwam, besloot ik om samen met een andere vriend te gaan kijken of we ergens konden gaan helpen. We gingen eerst naar huis om andere kleren aan te trekken en vervolgens naar het Rijswijkseplein. Een militair die daar langskwam, vroeg wat we gingen doen. We vertelden het hem en hij zei: “Wacht maar even”. Hij hield een auto aan die langskwam en het bleek dat de bestuurder naar ’s Gravendeel ging. We konden meerijden. Daar aangekomen meldden we ons bij een schooltje en om een lang verhaal kort te maken: we hebben daar een kleine week zandzakken gevuld en samen met anderen met een boot mensen van daken gehaald. Later kwamen er militairen die dit overnamen en zijn we weer naar huis gegaan. En dan te bedenken dat de vader van mijn eerste echte vriendinnetje daar ook in de buurt was. 

Het heeft maar een haartje gescheeld of ook Den Haag had voor een groot deel onder water gestaan. Bij Ouderkerk aan den IJssel was door de sterke stroom van het water een geul ontstaan die hoe dan ook gedicht moest worden. Zo niet, dan zou een groot deel van Zuid-Holland en Utrecht onder water komen te staan. Een ingenieur van Rijkswaterstaat, Johan van Veen, had hier vlakbij al een tweetal met zand gevulde schepen klaarliggen. Hij is er dan ook onmiddel-lijk naartoe gegaan en heeft ervoor gezorgd dat die geul gedicht werd door de twee schepen in die geul te laten zinken. Hij kreeg na enige tijd terecht de eretitel van ‘Meester van de Zee’ en dit artikel gaat dan ook over hem. 

Johan van Veen is op 21 december 1893 in Uithuizermeeden in de provincie Groningen geboren. Zijn vader, Derk Pieter, was eigenaar van een tweetal boerderijen en zijn moeder heette Anje Elema. Ze zijn in 1880 getrouwd en kregen zeven kinderen, vier meisjes en drie jongens. Na de HBS besloot Johan in 1913 naar de Technische Hoogeschool in Delft te gaan. Hij was de jongste van de drie jongens en de boerderijen zouden in het bezit komen van zijn twee oudere broers. Hij ging civiele techniek, ook wel weg- en waterbouw genoemd, studeren. Na zijn afstuderen in 1919 - hij is cum laude afgestudeerd want dat kon toen nog - ging hij bij het Rivierenbureau van de Provinciale Waterstaat werken. Hier hield hij zich bezig met het verbeteren van de afwatering en de wegenstructuur. Van 1926 tot 1928 heeft hij in Suriname bij de Surinaamse Bauxiet Maatschappij gewerkt. 

Johan is op 5 mei 1927 in Paramaribo getrouwd met Henderika Aalfs. Henny, zoals ze genoemd werd, is in 1904 in de plaats Lawang in Nederlands-Indië geboren. Ze kregen drie kinderen, Anja, Alf en Marian. Eind 1928 gingen Johan, Henny en hun dochtertje Anja terug naar Nederland. Na enkele maanden bij de brandweer in Amsterdam gewerkt te hebben, ging hij vanaf 1 juli 1929 bij Rijkswaterstaat bij de Studiedienst van de Zeearmen, Benedenrivieren en Kusten werken. Aanvankelijk in Dordrecht en vanaf 1933 in Den Haag. Het gezin van Johan en Henny heeft in onze stad op diverse adressen gewoond. In een bovenhuis in de Stalpertstraat op nummer 33, op de Ruychrocklaan, tijdens een deel van de Tweede Wereld-oorlog op de Thorbeckelaan en na die oorlog weer in de Stalpertstraat, nu op nummer 35. In 1936 promoveerde hij op het onderwerp Stromingen en bodemkunde in Het Kanaal en in 1948 verscheen zijn boek Dredge Drain Reclaim. Overigens heeft hij zich niet tot de Deltawerken alleen beperkt. Hij is ook de bedenker van de Europoort, de Eemshaven en de Maasvlakte 2. Aan het eind van zijn leven woonde hij met een Deense vriendin, Ebba Köbke Hansen, op de Laan van Nieuw Oost-Indië en later in Voorburg, waar hij op 9 december 1959 overleden is. 

Willem van der Ham heeft een biografie over Jan geschreven onder de titel Meester van de Zee. Hierin komt hij naar voren als een geniale waterstaatingenieur, maar ook als een lastige man. De uitdrukking ‘Een profeet wordt in zijn eigen land niet geëerd’ is zeker op hem van toepassing. Op initiatief van de Stichting Blauwe Lijn en zijn jongste dochter is hier onlangs verandering in gekomen. Op 28 september 2020 is in Capelle aan den IJssel een standbeeld van hem onthuld.

Vanaf de jaren dertig waarschuwde Johan steeds weer opnieuw dat de dijken in het zuidwesten van Nederland te laag waren. Rond 1940 stelde hij al voor om enkele Zuid-Hollandse eilanden door dammen met elkaar te verbinden. Bij stormvloed zou immers een ramp plaatsvinden. De door hem ontwikkelde plannen verdwenen echter in een bureaula en daar bleef het bij. Willem van der Ham schreef hierover: “Zijn genialiteit stond buiten kijf, maar hij was verder irritant, dwars, knorrig en onbenaderbaar. En ongeduldig. Hij dacht veel sneller dan anderen, hij wilde veel sneller werken dan het taaie ambtelijk apparaat en was overtuigd van zijn eigen gelijk”. Ik denk dat deze omschrijving op veel geniale mensen van toepassing is, sterker nog, misschien is dit wel een voorwaarde. Tijdens de watersnoodramp van 1953 kreeg hij op wel heel wrange wijze gelijk. Er werd een Deltacommissie in het leven geroepen met Johan als secretaris. Men besloot de enorme technische ingreep die hij al decennialang bepleitte te gaan uitvoeren: de kust moest gesloten worden door middel van een drietal dammen. Toch heeft dit er in ons land niet toe geleid dat hij beroemd werd, dat hij in één adem genoemd werd met mannen als J.A. Leeghwater en C. Lely. In Amerika werd hij in de jaren vijftig al geroemd als ‘Master of the floods’.

Ik heb de vader van Marian van Veen zo rond 1955 enkele jaren gekend. Of hij mij zag zitten als het vriendje van zijn jongste dochter weet ik niet. Waarschijnlijk ben ik door hem gewogen en te licht bevonden. Hij sprak nooit over zijn werk. Ik was eerlijk gezegd een beetje bang van hem. Zoals hij je aankeek en toesprak! Ik herinner me dat er een grote kast in de kamer stond waarin bodemvondsten lagen die tijdens het afgraven van een kunstmatig opgeworpen heuvel, een wierde, die bij het land van zijn vader behoorde tevoorschijn waren gekomen, zoals gebroken aardewerk, kannen, munten, kettingen een schaartje en een bewerkte kam. Hij liet me die vol trots zien en ik zag dat er in een andere la medailles en andere onderscheidingen lagen, maar daar was hij kennelijk minder trots op. Zo was hij officier in de Orde van Oranje-Nassau en had hij een koninklijke onderscheiding uit Noorwegen gekregen.

Op dit moment vertaal ik samen met Marian het in het Engels uitgegeven boek Dredge Drain Reclaim in het Nederlands. Boeiende verhalen zoals die van de vrije Friezen die de waterwolven moesten zien te temmen en dat is ze uiteindelijk nog gelukt ook. Met de waterwolf wordt in dit geval van oudsher de zee bedoeld die stukken land opvreet.


Details

  • Schrijver

    Carl Doeke Eisma
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Johan aan het werk bij Rijkswaterstaat en biografie
  • Editie

    01-2024

Meest gelezen artikelen