Skip to main content

Hoe Den Haag groen licht kreeg


Op dinsdag 21 augustus 1928 springt, onder grote publieke belangstelling, voor het eerst in Nederland een verkeerslicht op groen. Dat gebeurt bij het kruispunt Laan van Meerdervoort met de Waldeck Pyrmontkade. Het is de afronding van vele maatregelen die de Haagse politie in het begin van de vorige eeuw heeft genomen om het verkeer in veilige banen te leiden. Maatregelen die noodzakelijk zijn omdat door de komst van fiets en auto het karakter van het stadsverkeer ingrijpend verandert.

Tot het begin van de twintigste eeuw bestaat het verkeer in de Haagse binnenstad voornamelijk uit rijtuigen, handkarren en voetgangers. Toch blijkt het op den duur noodzakelijk het stadsverkeer enigszins te regelen. Daarom verschijnen in december 1893 in Den Haag de eerste verkeersborden. Op de hoeken van de drukste straten plaatst de gemeente borden met de tekst RECHTS HOUDEN AANBEVOLEN. Of het publiek zich aan dit verzoek heeft gehouden, valt te betwijfelen.

Want twintig jaar later - omstreeks 1910 - is het verkeer niet alleen toegenomen, maar er ontbreekt ook regelgeving. Auto’s, rijtuigen en handkarren halen elkaar links en rechts in, elektrische trams vormen rijdende obstakels die niet van hun baan wijken en daar tussendoor zoeken fietsers hun weg. Kortom, het is een vrijgevochten bende op de Haagse straten en pleinen, en van handhaving is weinig of niets te merken. Alleen bij belangrijke gebeurtenissen, bijvoorbeeld aan het hof of bij de opening van de Staten-Generaal regelt de politie het verkeer, zodat hoogwaardigheidsbekleders ongehinderd de plaats van bestemming kunnen bereiken. Een tragisch ongeluk is aanleiding hier verandering in aan te brengen. 

De verkeersknuppel

Op 29 juni 1912 wordt op het kruispunt Rijnstraat/Bezuidenhoutseweg een fietser door een auto aangereden. Het slachtoffer overlijdt enkele dagen later. Dit ongeluk krijgt in de kranten extra aandacht omdat het slachtoffer de oud-burgemeester van Maartensdijk blijkt te zijn. Voor de politie is dit ongeluk aanleiding om zo snel mogelijk maatregelen te treffen om de veiligheid op dit kruispunt te bevorderen. Dat het slachtoffer tot Haagse notabelen behoort, met de bijbehorende uitgebreide publiciteit, zal ongetwijfeld een rol hebben gespeeld.

Begin juli 1912 wordt een politieagent gepromoveerd tot verkeersagent. Met als taak het verkeer op het kruispunt Rijnstraat/Bezuidenhoutseweg te regelen. Dat gebeurt met een witte verkeersknuppel. Bestuurders die het kruispunt naderen, geven met een handgebaar hun richting aan en de verkeers-agent geeft met de knuppel aan of zij mogen doorrijden. Spoedig verschijnen ook op andere drukke kruispunten verkeersagenten. Hierdoor ontstaan nieuwe problemen want de agenten krijgen van hun leiding-
gevende vaak tegenstrijdige instructies om het verkeer te regelen. Bovendien is het voor de weggebruikers niet altijd duidelijk wat al dat gezwaai met die knuppel betekent. Zo wordt het kruispunt een punt van verwarring.

De verkeersdictator

Dit verandert in 1921. In dat jaar wordt de Haagse verkeersbrigade ingesteld. Deze brigade bestaat uit 51 speciaal opgeleide agenten en twee inspecteurs. In 1923 krijgt de brigade de beschikking over zes rode Indian motoren met zijspan. De leiding berust bij hoofdinspecteur Cornelis Snethlage. Snethlage zal landelijk bekend worden door zijn lezingen en radiopraatjes over het verkeer in het algemeen en dat in Den Haag in het bijzonder. Door de vele verkeersmaatregelen die hij invoert en die door iedereen - van chauffeur tot voetganger - moeten worden nageleefd, krijgt hij de bijnaam ‘verkeersdictator’. 

Herkenbaarheid

Een van de eerste problemen die moeten worden opgelost, is de herkenbaarheid van de verkeersagent; vooral in het donker. De witte verkeersknuppel waarmee de agenten aanvankelijk het verkeer regelen, blijkt niet te voldoen. Daarom wordt de rechter mouw van het uniform van de verkeersagent versierd met een witte manchet met zwarte strepen. Hierdoor zijn de aanwijzingen beter zichtbaar. Met als bijkomend voordeel dat nu duidelijk is of het publiek te maken heeft met een ‘gewone’ agent of met een verkeers-agent. Maar verkeersagenten blijven - ondanks de manchet - in het donker onzichtbaar. De oplossing is een ingenieus verlichtingssysteem dat aan de pols van de verkeersagent wordt bevestigd en dat oplicht wanneer hij zijn arm beweegt. Ook dit is in de praktijk geen verbetering. Wanneer hij zijn arm niet beweegt is hij in het duister nog steeds onzichtbaar. De volgende stap is de invoering van de witte verkeers-jas; bekend van de Londense bobby’s. Dit is een vooruitgang, want de witte gedaante is nu van verre herkenbaar. Wel worden de agenten in de avonduren aangezien voor spoken!

‘Horror’ paaltjes

Een ander probleem is: hoe zorg je ervoor dat weggebruikers zich aan de verkeersregels houden wanneer een verkeersagent ontbreekt? Met andere woorden, hoe dwing je weggebruikers rechts te houden en geen bochten af te snijden als er geen toezicht is? Men denkt dit te kunnen bereiken met betonnen verkeerspaaltjes, voorzien van elektrische verlichting, die rechts gepasseerd moeten worden. In 1926 wordt een begin gemaakt met het plaatsen van deze paaltjes op vluchtheuvels. Al gauw blijkt dat er sprake is van ‘horror’ paaltjes. In het eerste jaar worden negen paaltjes omvergereden. Drie jaar later sneuvelen er 28 paaltjes. Dit is verbazingwekkend want ze zijn ook in het donker duidelijk herkenbaar en de maximumsnelheid in Den Haag is op dat moment dertig kilometer per uur. Als oorzaken wordt onder andere gegeven: een beslagen voorruit of verblind door een tegenligger of ‘gewoon’ dronken achter het stuur.

Aan al deze maatregelen, van verkeersknuppel tot verkeerspaaltje, zijn bezwaren verbonden. Het wordt steeds duidelijker dat gezocht moet worden naar een systeem waarmee het verkeer wordt geregeld en dat bovendien 24 uur werkzaam is. De oplossing wordt gevonden in Berlijn.

Een reisje naar Berlijn

In het najaar van 1926 wordt in Berlijn een internationale politietentoonstelling gehouden. Politiefunctionarissen - en criminelen - uit heel Europa bezoeken deze tentoonstelling om de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van misdaadbestrijding te zien. Zo is op realistische wijze een plaats delict gereconstrueerd (met alle bloedige details) en wordt getoond hoe de politie de moordenaar op het spoor is gekomen. Maar de publiekstrekker is toch wel de afdeling met in beslag genomen pornografisch materiaal. 

Ook een delegatie van de Haagse politie, bestaande uit hoofdcommissaris Van ’t Sant en hoofdinspecteur Snethlage, vertrekt naar Berlijn. Wat ze van de tentoonstelling vinden, is niet meer te achterhalen. Wel komen ze vol lof terug over de wijze waarop het verkeer in deze wereldstad wordt geregeld; namelijk door kasten die in drie kleuren lichtsignalen uitzenden. Wel is er enige twijfel of dit systeem ook hier kan worden toegepast. Duitsers zijn gedisciplineerder dan Nederlanders! Maar een belangrijk voordeel is dat dit systeem tot besparingen kan leiden. Dit argument geeft de doorslag.

Amerikaans systeem

De Berlijnse verkeerslichten die de Haagse heren zien zijn een Amerikaanse uitvinding; gebaseerd op het seinenstelsel van de spoorwegen. Het octrooi berust bij General Electric. Den Haag bestelt daarom deze verkeerslichten in Amerika. In de loop van 1928 worden ze geleverd. De eerste verkeerslichten worden in augustus 1928 geplaatst op de kruising Laan van Meerdervoort met de Wal-deck Pyrmontkade. Agenten geven, met behulp van een schoolbord, aan het toegestroomde publiek uitleg over de betekenis van de kleuren. Rood is stoppen, groen is rijden maar de betekenis van geel (tegenwoordig oranje) blijft onduidelijk. Na enkele dagen wordt besloten deze tussenkleur buiten werking te stellen! Ook zijn er verkeerslichten besteld voor de Strandweg op Scheveningen. Bij de aflevering blijkt dat ze zwaar beschadigd zijn en wordt van plaatsing afgezien.

Lichtreclame

In 1932 neemt Den Haag een proef met een nieuw soort verkeerslicht. Op de hoek Laan van Meerdervoort/ Anna Paulownastraat wordt een verkeerslicht geplaatst dat bestaat uit vier rode en vier groene neonringen. Deze ringen verspringen van buiten naar binnen en omgekeerd van kleur; net een lichtreclame. Het gevolg is dat in Den Haag tot begin jaren vijftig twee verschillende verkeerslichten hebben gefunctioneerd! Eigenlijk is dat niet zo vreemd, want omstreeks 1930 kende iedere gemeente zijn eigen verkeersregels en waren er in Nederland ruim tweehonderd verschillende, plaatselijke verkeersborden. De automobilist of fietser kon daarom door onwetendheid in een andere stad een bekeuring krijgen voor iets dat in zijn woonplaats was toegestaan. Pas met de Wegenverkeerswet 1950 zijn landelijk uniforme verkeersregels en -borden ingevoerd en werd het drie fasen verkeerslicht (rood, oranje, groen) de standaard. Zo kwam een einde aan het cirkelvormige verkeerslicht.

Stoplicht

In dit artikel heb ik het woord stoplicht niet gebruikt. Bij de invoering van de verkeerslichten is overwogen ze aan te duiden als stoplichten. Maar dit woord werd al gebruikt voor de remlichten van auto’s en kon dus tot verwarring leiden. Wel had Den Haag bij de invoering van de verkeerslichten ook de primeur van… de stopstreep. 

 

 


Details

  • Schrijver

    Kees de Raadt
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Verkeerslicht Grote Marktstraat. Foto uit 1974, Fotoburo Thuring, Haags Gemeentearchief
  • Editie

    23-2023

Meest gelezen artikelen