Skip to main content

Moord achter de winkel


Bezuidenhoutseweg maandag 17 januari 1927. Op nummer 165-A achter de manufacturenwinkel Au bon Marche woont de Joodse familie Wilk, bestaande uit vader Israel, moeder Helene, zoon Simon en dochter Ida. Na een verblijf in Antwerpen verhuist het gezin in 1914 naar Den Haag waar ze in 1921 op de Bezuidenhoutseweg een winkelruimte met woongelegenheid huren. De handel in stoffen, garen, naalden, knopen en ritssluitingen levert een goed belegde boterham op. Zeker in een tijd waarin veel huisvrouwen zelf kleding maken, herstellen, repareren of als naaister bijverdienen. 

De zestienjarige Simon stapt in zijn schoolpauze om tien over twaalf nietsvermoedend de winkel binnen. Zijn vader staat zoals gewoonlijk met koopwaar op de markt aan de Prinsegracht terwijl zijn moeder de zaak runt en voor de kinderen en het huishouden zorgt. De jongen loopt door de winkel en de woon- en slaapkamer naar de achtergelegen keuken. Daar ziet hij tot grote schrik zijn moeder voorover in een plas bloed liggen. Als ze niet reageert wanneer hij haar aanspreekt, rent de jongen overstuur naar de naastgelegen groente- en fruithandel van de familie Huisman, waar hij de winkelierster om hulp vraagt. De overrompelende groentevrouw durft de keuken niet binnen te gaan. Staand voor de drempel ziet ze haar buurvrouw roerloos op de vloer liggen. Geschrokken van het gruwelijke schouwspel rent de winkelierster in paniek naar buiten, waar ze de politie waarschuwt. 

Echtgenoot Wilk staat dan nog onwetend van het gebeuren met een kraam vol manufacturen op de markt. Een agent op rijwiel krijgt de moeilijke taak de man in te lichten. Ondertussen wordt Ida, de twaalfjarige dochter die van school is thuisgekomen, door de buren opgevangen. Uit onderzoek komt naar voren dat mevrouw Wilk waarschijnlijk het slachtoffer is geworden van een roofmoord. Haar door verdriet overmande echtgenoot verklaart aan de politie dat in de ochtend een rekening van 1200 gulden wegens afgeleverde goederen betaald zou worden aan een geldloper van de bank. Een bedrag van 740 gulden die hij had opgeborgen in zijn bureau was verdwenen, evenals de 50 gulden wisselgeld in de toonbank-lade. Aanvankelijk wordt ook een bedrag van 520 gulden vermist maar later teruggevonden in een aluminium pot. Het gerechtelijk sectieonderzoek op het lichaam toont aan dat mevrouw Wilk met twee slagen van een zwaar voorwerp op het hoofd om het leven is gekomen. In de winkel en woonruimte worden geen tekenen van een worsteling aangetroffen. In de keuken worden op het behang en op een stoel bloedsporen gevonden. De politie vermoedt daardoor dat mevrouw Wilk heeft opgezeten toen ze, mogelijk onverwachts, dood werd geslagen. 

In een reconstructie van de ochtend komt naar voren dat mevrouw Wilk de winkelpui heeft schoongemaakt en dat de bakker en slager brood en vlees hebben bezorgd. Om tien over elf staat een melkboer van de Sierkan voor een gesloten winkel. Vijf minuten later hoort een meubelmaker, die zijn werkplaats naast de keuken van de familie Wilk heeft, een harde bons waarvan hij de indruk krijgt dat er iemand gevallen is. Door de politie wordt aangenomen dat de moordenaar toen binnen was omdat een kwartier later, als de melkboer terugkomt, de deur weer open staat. Dat de daad in de keuken heeft plaatsgevonden, doet vermoeden dat de moorde-naar een bekende is geweest. Want volgens haar echtgenoot had zijn vrouw een vreemde nooit naar achteren laten komen. Het kan ook niet anders dat de dader door de winkeldeur in en uit is gegaan. Want het perceel is alleen toegankelijk aan de Bezuidenhoutseweg. 

Op 21 januari 1927 wordt mevrouw Wilk om 10.00 uur onder grote belangstelling grafwaarts gebracht. De rouwstoet beweegt zich van ziekenhuis Zuidwal naar de Israëlische begraafplaats te Wassenaar. Langs de hele weg staan dikke rijen mensen om hun deelneming te betuigen. Rabijn van Gelderen houdt een indrukwekkende redevoering. Ook een aantal marktkooplieden nemen het woord.

Het gerucht van de ijzingwekkende roofmoord gaat als een lopend vuurtje rond in Den Haag en veroorzaakt in de hele stad grote opschudding. Al snel na het nieuws staan de eerste nieuwsgierigen uit de omgeving bij de winkel opgesteld. In de kranten wordt veel aandacht besteed aan de moord. In bloemrijke bewoordingen wordt de gruweldaad beschreven. Gevoed door alle berichtgevingen zoeken vele Hagenaars naar aanwijzingen. Dat aantal groeit als er ook beloningen worden uitgeloofd. Bij de politie komen honderden tips binnen. Grote vraag is wie de dader zou kunnen zijn en met welk motief. Het rustig en bescheiden levende echtpaar is niet gefortuneerd. Van vijanden en wraakneming lijkt geen sprake te zijn. Is het een vooropgezette daad van een professioneel of een uit de hand gelopen roofoverval? Niemand die het weet. 

Verschillende aanwijzingen worden gevolgd. Een politieman had op de Bezuidenhoutseweg twee beruchte inbrekers gezien. Een ontsnapte krankzinnige uit het gesticht Sint Bavo te Noordwijkerhout was op de dag van de moord in de buurt gesignaleerd. Een trambestuurder zag verdachte personen met een pakketje het Haagse Bos inlopen. Op de Gedempte Burgwal schreeuwde een met een mes zwaaiende, verwarde man dat hij de moord niet had gepleegd. Een helderziende gaf een gedetailleerd beeld van een mannelijke dader. Een privédetective verklaarde dat hij beroofd en vergiftigd werd omdat hij in een café te veel vragen stelde over de moord. Op 23 februari dacht men een doorbraak te hebben. Twee mannen werden in Brussel gearresteerd omdat ze door verschillende getuigen bij de winkel gezien zouden zijn. Beiden gaven tegenstrijdige verklaringen af en konden niet vertellen waar ze ten tijde van de moord waren. Verder onderzoek van de politie leverde niets op.

Op 19 maart wordt de 52-jarige weduwe J.G. die met haar kinderen en een kostganger boven de winkel woont aangehouden. Reden van de aanhouding is een verklaring van de heer Wilk die hij in eerste instantie niet belangrijk genoeg vindt om te vertellen. De weduwe is eigenaresse van het perceel en verhuurt in 1921 de winkel-woonruimte aan de familie Wilk. Een week voor de moord kan de heer Wilk een voor zijn branche zeer geschikte winkel in de Witte de Withstraat in het Zeeheldenkwartier huren. Ook zijn vrouw voelt er veel voor. Zij besluiten dan ook om op de bewuste maandag de huur van de Bezuidenhoutseweg op te zeggen en de borgsom van duizend gulden terug te vragen. Maar omdat de weduwe doorlopend geldgebrek heeft, is het echtpaar bang om problemen te krijgen met de twistzieke eigenaresse. Enkele dagen na de moord krijgt de heer Wilk een brief van de weduwe waarin zij meedeelt dat zij de moord betreurt en dat ze die maandagochtend een kort maar hartelijk onderhoud met zijn vrouw heeft gehad en dat er niet over de huur is gesproken. Deze laatste opmerking verbaast Wilk zeer want zijn echtgenote zou de huur opzeggen en de borg terugvragen.

De politie had door de verklaring van Wilk genoeg reden om huiszoeking te doen in de woning van de weduwe. Op een verborgen plaats werd een bijl gevonden met aan de steel bloedsporen. Nauwgezet onderzoek toonde aan dat het van mensen afkomstig was. De sectie op het lichaam had uitgewezen dat de schedel van het slachtoffer met een hard voorwerp ingeslagen was. De achterkant van de bijl paste precies in de wonden die op de schedel waren toegebracht. In de woning werd ook een grondig gewassen schort gevonden. Deze feiten waren overtuigend genoeg om tot arrestatie over te gaan. De verdachtmaking bracht de politie ook op een eerder vreemd voorval waarbij de weduwe betrokken was. Zeven jaar eerder was haar echtgenoot na een val dodelijk gewond aan het hoofd geraakt. Althans, dat was destijds de verklaring van de weduwe. De overledene had een aantal maanden voor zijn overlijden een hoge levensverzekering afgesloten die aan de weduwe werd uitgekeerd. Voor de politie was het gezien de huidige omstandigheden genoeg reden om het stoffelijk overschot van haar echtgenoot op te laten graven. De schouwing leverde echter niets op omdat het lichaam al in te verre staat van ontbinding was. Ondanks alle verdachtmakingen bleef de weduwe volhardend volhouden niets met de moord te maken te hebben. Aanvullende bewijzen werden niet gevonden. Op 30 maart 1927 werd de weduwe op vrije voeten gesteld.

Een dader wordt nooit gevonden en het leven gaat door. In 1938 trouwt Israel Wilk met Henia Bolda. Samen krijgen ze een zoon en dochter. Gelukkige tijden breken aan totdat een nieuwe verschrikking dood en verderf zaait. In de Tweede Wereld-oorlog wordt het Joodse gezin Wilk opgepakt en getransporteerd naar verschillende vernietigingskampen waar ze, op Simon na, worden omgebracht. 


Details

  • Schrijver

    Jan Kaffa
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Prinsestraat, voorbijgangers lezen bulletins van de Haagsche Courant achter het raam van het politiebureau. De bulletins bevatten een mededeling over de door de Haagsche Courant uitgeloofde premie van f. 1000 voor de opsporing van de dader van de roofmoord op de Bezuidenhoutseweg op maandag 17 januari 1927. Foto: collectie HGA
  • Editie

    20-2023

Meest gelezen artikelen