Skip to main content

Nationale Nederlanden, maar dan anders


De afgelopen tijd hebben er in De Haagse Tijden enkele verhalen gestaan over de kantoren van en het werken bij Nationale Nederlanden. Laat mij ook een duit in het zakje doen. Op 1 februari 1971 trad ik in dienst bij de verzekeraar. Mijn werkplek was het nieuwe kantoor aan de Beatrixlaan in Den Haag, nu bekend als De Zilveren Toren.

Ik was zestien jaar. Aan de IVO/ mavo-school aan de Van Trigtstraat Den Haag had ik eind 1970 mijn diploma gehaald. Overstappen naar een nieuwe school kon pas in september 1971, dus wat te doen? De buurman van mijn ouders werkte bij Nationale Nederlanden en via hem kon ik beginnen op de afdeling Werkvoorbereiding individuele ziektekosten: mijn eerste betaalde baan. Van een sollicitatiegesprek kan ik mij niets meer herinneren. Net zomin als van mijn salaris. Wel weet ik dat mijn werkplek in the middle of nowhere stond. De Beatrixlaan was net aangelegd, met rondom alleen kale zandvlakten. Ik ging via de imponerende hoofdingang naar binnen om vervolgens per lift (er waren er acht) of trap naar de vierde etage te gaan.

Achterin, boven de huidige Utrechtsebaan, was mijn werkplek. Mijn chef was een Indonesisch mannetje dat altijd heel zenuwachtig rond dribbelde. Verder waren er twee oudere dames van door mij rond de zestig geschat, die mij met mijn halflange haar met de grootste achterdocht en afstand betrachtten. Elke ochtend kwam er een enorme berg post vanuit de postkamer op de begane grond binnen, die via de chef bij beide dames belandde. Zij maakten de enveloppen open om de inhoud vervolgens te ‘scannen’ op een polisnummer. Dat werd onderstreept met een kleurig potlood. Daarna ging de stapel brieven naar mij. Ik sorteerde ze op volgorde van polisnummer en maakte er een lijst van op de typemachine. Gewapend met die lijst verdween ik tussen eindeloze stellingen vol mappen die in een kamer ernaast stonden. Was de map gevonden, dan moest de brief erin en diende ik het geheel op een karretje te leggen. 

Die bergen gingen vervolgens terug naar onze kamer, waarvandaan ze via een interne bodendienst naar de afdelingen elders in het gebouw gingen ter ‘verwerking’. Nu kwam het natuurlijk ook voor dat er mappen ontbraken. Dan bleef de brief dus ‘liggen’. In de middag kwamen er veelal verwerkte mappen terug van de afdelingen die ik dan vervolgens weer op nummer sorteerde om ze terug naar de stellingen te bevorderen. U leest het goed: het was allemaal handwerk. Computers waren nog een onbekend fenomeen. Extra moeilijk werd het zonder polisnummer. Dan moest aan de hand van de naam in leggers gezocht worden welk polisnummer erbij hoorde. Ook dat viel onder het werk van de dames.

Alhoewel de meeste werknemers - het gebouw van twintig etages, 74 meter hoog, bood werkplek aan vierduizend mensen - nog brood van huis meenamen, kende het pand ook een kantine. Die zat in de laagbouw naast de toren, op de plek van de huidige garage. Vanwege de hoeveelheid mensen waren er vaste lunchtijden van een half uur per groep etages. Om te kunnen lunchen moest je eerst een soort bonnenboekje kopen in een automaat. Die roze bonnetjes waren het betaalmiddel in de kantine. Daar was het aanschuiven met blad en bestek, langs eindeloze rijen uitgestalde etenswaren, warm en koud, alsmede dranken. Ook warm en koud. Na betaling van de zeer lage prijzen, ging je richting de grote tafels voor het verwerken van voedsel en drank. Naar de afdeling mochten de spullen niet. In de kantine was een speciale afdeling voor ‘hoger personeel’. Daar was ook bediening. Zichtbaar voor het eenvoudige deel van het personeel, want ze werden alleen afgeschermd door enkele koorden en kamerschermen.

Eens per maand maakte ik de balans op van mappen die al die tijd onvindbaar bleken. Gewapend met die lijst trok ik dan het gebouw in, op naar de afdelingen waar normaalgesproken de bewerking plaats moest vinden. Door navragen kwam ik meestal wel bij bureaus of kasten terecht waar de betrokken map op of in zou kunnen liggen. Brutaalweg speurde ik door de stapels op de bureaus, trok laden open en ploeterde door wandkasten. Veelal met succes. En tot grote lol van degenen die de betreffende map niet onder hun hoede hadden gehad. Het leedvermaak richting de collega die tot dan tot bij hoog en laag beweerd had de map niet te hebben, was groot.

In het pand werkten veel Rotterdammers. De reden was dat na de fusie tussen De Nederlanden (Den Haag) en De Nationale (Rotterdam) werd besloten dat ‘schade’ in Den Haag zou zitten en ‘levensverzekering’ in Rotterdam. Ik liep een Rotterdamse tegen het lijf voor wie ik meteen viel. Nel heette ze. ‘s Middags maakte we vaak ‘zwerftochten’ door het pand. Zo belandden we op een vrijdag eens op de totaal verlaten directie-etage. Luxer dan luxe. Heel anders dan bij ons beneden met de linoleumvloeren, rijen grijs stalen bureaus met bijpassende wandkasten en tl-buizen. Killer dan kil.

Daarboven lag hoogpolig tapijt, waren er houten wanden, glazen deuren, stemmige verlichting, zitjes met fauteuils en salontafels, achtergrondmuziek, planten voor de sfeer. Uit balorigheid hebben we toen maar een kristallen asbak meegenomen als ‘trofee’. Nog hoger kon je het dak op. Daar zat je dan heerlijk in de zon achter de vijf meter hoge metalen dakwand. Niemand die je er zocht of vond. Een ideale plek om elkaar in velerlei opzicht beter te leren kennen. Dat ze vijf jaar ouder was dan ik en al een baby had, deed mij niets. Ik wilde met Nel trouwen.

Dat is er overigens niet van gekomen. In augustus 1971 trok ik de deur bij Nationale Nederlanden dicht. Vele ervaringen rijker ging ik verder met mijn scholing. Het Haags montessorilyceum riep. De relatie met Nel eindigde als vanzelf. Later zag ik haar nog eens dansend in de Marathon. Haar aanspreken deed ik echter niet. De Zilveren Toren staat er nog steeds. Nu is MN, een pensioenuitvoerder, er gevestigd. Het pand is gerenoveerd waardoor de kantine een garage werd. En de omgeving is volgebouwd. Maar verder is alles hetzelfde gebleven. Net als mijn herinneringen.

Nel heeft me later nog één keer gebeld. Vlak voor Nieuwjaar. Ze woonde in Deventer en werkte bij de NS. Of ze langs kon komen, want met mij was het toch het fijnst geweest. Haar stem trilde. Het had echter geen effect; ik had al iemand anders met wie ik op dat moment gelukkig was. 


Details

  • Schrijver

    Carel Goseling
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Zoekend naar de juiste mappen tussen de vele stellingen
  • Editie

    16-2022

Meest gelezen artikelen