Skip to main content

Komedie op z’n Haags


Goed vasthoudend aan mijn vaders lange leren jas achterop zijn brommer, een rood-witte Berini, waren we - ik als twaalfjarig jongetje - op weg naar de stad. Ik had schoolvakantie maar mijn vader moest werken. We reden over de Melisstokelaan naar de Fruitweg, langs de grote HTM-bus garage onder het viaduct de Leegwaterstraat, naar het chaotische Rijswijkse plein, waar toen nog een verkeersagent met een stopbord het drukke verkeer stond te regelen. Vervolgens via de Nieuwe Haven over de Fluwelen Burgwal Bleijenburg in. We stopten bij de toegangspoort - waar pa een grapje deelde met de portier - en kwamen uit op de binnenplaats, die omringd was door in mijn ogen ontzettend hoge beton grijze gebouwen. Via het trappenhuis kwamen we vervolgens uit op de vijfde etage: het decoratelier van de Koninklijke Schouwburg.

Het atelier bestond uit een enorm grote zolder met op iedere paar meter een dikke steunbalk die het dak ophielden. In de lucht hing een mengeling van hout en zaagsel, verf, jute en sigarettenrook. Na een paar joviaal toegewenste “goeiemorgens” stonden niet lang daarna timmerlieden en decorschilders zoals Karel Schouten, Chris Kobus, Frans Felbehr, Albert Hulleman en Piet Scheerder in een kleine cirkel gebogen over de technische tekeningen van het te bouwen decor, en dat allemaal onder leiding van mijn vader; hij was de Chef van het Decoratelier bij de Haagse Comedie.

De zolder was zo groot dat er genoeg ruimte was om een decor van een Griekse tempel te bouwen of het interieur van een luxe landhuis voor Tsjechov’s De Kersentuin. De achtergronddoeken met een gigantische afmeting lagen op de houten vloer en werden geverfd met enorme kwasten of soms zelfs met bezems, om daarna net als alle andere decorstukken aan de achterkant met een dikke laag asbest besmeerd te worden zodat ze vuurbestendig waren (werken met chemicaliën was niet zo’n probleem, zo ging dat in die dagen).

Het hele decor, de muren, ramen, deuren en soms een elegante trap of balkon werden ontworpen door decorontwerpers als Hep van Delft en Harry Wich. Her en der lagen tekeningschetsen verspreid, en er was ook een op schaal gemaakt miniatuur model van het te bouwen decor in vaders kantoor aan de oostkant van de zolder. Helemaal aan het andere eind van de zolder was een gesloten ruimte, waar de gereedschappen, verfblikken, kwasten, spijkers, schroeven en andere materialen lagen opgeslagen. Ook was er een lunchruimte met een klein keukentje waar, op een paar verloren stoelen, ‘s middags de meegebrachte boterhammetjes en koffie uit thermosfles werden genuttigd. Ten slotte was er genoeg ruimte voor een, jawel, grote biljarttafel waar soms, als de tijd het toe liet, een spelletje of twee gespeeld werd. Als iemand dan een goede stoot had gegeven, stampte iedereen aanmoedigend met hun keu op de vloer als beloning. 

Er werden moppen getapt en dan was het lachen. Ik herinner me een keer dat een paar van die grappenmakers een stukje vuurwerk met een touwtje hadden vastgebonden aan de handzaag van Karel Schouten. Nu moet u weten dat Karel een heel lieve man was maar ontzettend hardhorend… Iedereen lag al half in de kreukels van de voorpret; dat zou een harde knal worden! En dat was ook het geval. Ze schrokken er zelf nog het meest van, maar Karel… die stond gewoon door te zagen! Toen was de grap helemaal geslaagd; iedereen lag dubbel. Niet lang daarna ging iedereen weer serieus aan het werk, het waren stuk voor stuk geweldige vakmensen. Wanneer iedereen zo bezig was, ging ik het theater maar een beetje verkennen. Eerst de grote, heel stille lege zaal in, wat iets magisch had; die halfdonkere zaal met honderden onbezette donkerrood beklede stoelen. De verlaten balkons, de mooi geschilderde muren en plafonds, waar kroonluchters hingen die fonkelden van hun goudbrokaat.

Toneelknechten waren op het toneel bezig met belichting en het inhangen van een groot achtergronddoek. Het grote toneel had heel hoge en mooie, rode fluwelen gordijnen met gouden franjes. Aan beide zijden van het toneel had je de coulissen en daar was ook de zogeheten trekkenwand; een hijsinstallatie die boven het toneel de achtergronddoeken en decorstukken op en neer kon laten. Daarvoor moest je echt uitkijken, want als die zware metalen pijpen met grote vaart naar beneden werden gelaten kon het toneel nogal gevaarlijk zijn. Er was ook een roterende ronde vloer in het toneel gebouwd en dat hielp bij het ‘changement’ van het decor in de pauze. Het decor van de eerste akte werd rondgedraaid naar de achterkant van het toneel en het decor van de tweede akte kwam daardoor naar voren, naar het publiek in de zaal gericht.  

Bij generale repetities waren de kleedkamers, die gelegen waren in het souterrain achter het toneel, altijd heel druk. Ik mocht daar dan eigenlijk niet komen maar ja, ik was nieuwsgierig. Kamers met grote spiegels en veel lampen eromheen. Er waren grimeurs die de gezichten van acteurs compleet konden veranderen, rekken vol met kostuums en pruiken, in de lucht hing een indringende geur van hairspray, make-up, parfum en natuurlijk sigarettenrook. En als acteur Ko van Dijk in vol ornaat, met pruik, geschminkt gezicht en gekleed als King Lear van Shakespeare, met zijn zware stem zijn rol hardop stond te repeteren, was dat imponerend en tegelijkertijd ook heel intimiderend voor een jongetje van twaalf. 

De artiestenfoyer was op de begane grond in een gang achter het toneel. Het interieur en de verf op de muur hadden hun beste tijd wel gehad, leren banken stonden tegen de muur en verder had je er gewone tafeltjes en stoelen. Iedereen kwam er om een kopje koffie of iets sterkers van de bar te nuttigen. Een enkele keer als mijn vader iemand moest spreken in de foyer en ik mee mocht, zag ik daar de beginnende en gerenommeerde acteurs zoals Paula Petri, Bob de Lange, Ida Wasserman, Trins Snijders, Anne Wil Blankers, Myra Ward, Albert van Dalsum, Ko van Dijk, Caro van Eyck, Marijke Merckens, Coen Flink of directeur Paul Steenbergen met glas in de hand geanimeerd in gesprek.

Als ik me aan het einde van zo’n dag goed had gedragen dan trakteerde pa mij op chocomel en een gevulde koek. De dag vloog voorbij en als de grote zaal klaar was om het hooggeëerde publiek te ontvangen voor de avondvoorstelling, was het tijd om achterop de brommer terug te keren naar het alledaagse en enigszins mondaine leven van erwtensoep en gerookte worst in Morgenstond.


Details

  • Schrijver

    Alex Verpoort
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Anthoon van Zuilen, Loes Wieringa, Paul Steenbergen (directeur Haagse Comedie), Helen Simonis en Joris Diels (regisseur)
  • Editie

    21-2021

Meest gelezen artikelen