Skip to main content

Die Haghe Houte


Wie er nu door heen wandelt of fietst ziet het er niet aan af, maar het Haagse Bos behoort met de Haarlemmerhout tot het oudste bos van Nederland. Een bos dat ooit liep van ’s-Gravenzande tot Alkmaar. Het bos - eigenlijk een wildernis - behoorde tot het jachtgebied van de Graven van Holland, vanaf 900 de machtigste edelmannen in deze streken. Al in de dertiende eeuw hadden de graven een jachtslot in het Haagse. Dat werd later het Hof in Den Haag: het Binnenhof.

Koekamp en Malieveld maakten deel uit van het bos. Op de Koekamp liepen, de naam zegt het al, koeien rond. En er waren akkers, boomgaarden alsmede een boomkwekerij. Het bos, toen der tijd Die Haghe Houte genoemd, ligt op een zogenoemde strandwal die tussen de 5600 en 9200 jaar oud is. Tegelijkertijd was echter de drassigheid van het gebied een probleem. Dat leidde tot afgravingen en het aanvoeren van extra grond. Voor die werkzaamheden werd een kanaal gegraven vanaf de huidige Ammunitiehaven naar de Prinsessegracht bij het Malieveld.

Het bos werd vanaf de veertiende eeuw goed onderhouden door de graven. Op last van Filip van Boergondië (Filip de Goede), graaf van Holland, werden er eind vijftiende eeuw duizenden bomen in het bos geplant. Bij het begin van de tachtigjarige oorlog (1568-1648) liep de bomenkap uit de hand. Hout was nodig voor militaire verdedigingswerken. Het was Willem van Oranje die in april 1576 een kapverbod instelde. Dat kapverbod had wel enig effect, doch niet blijvend. In 1613 werd een verbod tot het betreden van het bos ingesteld. Dat kon toen nog makkelijk want het Haagse Bos, omringd door waterwegen, kende twee ingangen: de Westpoort (‘Houtpoirte’) bij de huidige Stadsschouwburg, en een Oostpoort aan de andere zijde richting Wassenaar.

In 1639 werd het bos eigendom van de gemeente Den Haag. Kort daarna, in 1645 liet prins Frederik Hendrik van Oranje (1584-1647) Huis ten Bosch bouwen als ‘maison de plaisance’ (lusthof). Prins Willem IV (1711-1751) van Oranje liet het uitbreiden tot de huidige vorm. Het was koning Willem I (1772-1843) die in 1821 opdracht gaf tot het aanleggen van vijvers in het Haagse bos. Dat gebeurde in weerwil van het kapverbod dat Willem van Oranje had ingesteld. Er kwamen paden conform de Engelse landschapscultuur. In 1835 werd de grote vijver aangelegd, inclusief een zogenoemde ‘Zwitserse brug’, een houten boogbrug, op het smalste stuk tussen deze vijver en een naastgelegen smallere waterplas.

Het bos werd een geliefd oord om te vertoeven. Er te wandelen dan wel met het rijtuig door heen te rijden. Sinds 1819 werden er op een weide in het deel van het bos nabij de kruising Bezuidenhoutseweg/ Boslaan tweemaal per week concerten gegeven voor een militaire kapel bestaande uit Grenadiers en Jagers. Dat gebeurde bij een tent, de zogenoemde buitensociëteit van de Nieuwe Sociëteit op het Plein, opgericht in 1802. Elke woensdag en zondag werden er in het bos marsen, operaklanken en symfonieën ten gehore gebracht. Dat lokte niet alleen leden van de sociëteit doch ook duizenden gewone burgers aan.

In 1823 werd de tent een houten gebouw. Nog later kwamen en stoelen en banken in het bos te staan om de ‘gewone’ man een plek te geven. Het was de Duitse bezetter die de sociëteit, sinds 1888 een stenen gebouw, uiteindelijk sloot en liet afbreken. Bij de Oostpoort ontwikkelde zich herberg Boschhek (1807) tot een uitspanning van formaat. Boschhek, ook wel Roomhuis genoemd, bestond uit een café, restaurant, hotel met terrassen voor 2000 mensen. Er waren tennisbanen, een garage en een stalling voor rijtuigen. In 1912 bestond het geheel uit een paleis-achtig gebouw met een brede begane grond en smallere eerste etage voorzien van puntdak en torentje. Vanwege de blauwe dakpannen kreeg het geheel de bijnaam ‘Blauwe kasteel’. Ook hier trad de Duitse bezetter hardhandig op. Het gebouw werd in grotendeels verwoest. Na de oorlog werd hier het Minangkabausehuis neergezet. In 1968 verschenen er moderne appartementen in een complex dat Chateau Blue werd genoemd, verwijzend naar het ‘Blauwe kasteel’ van weleer.

Begin twintigste eeuw werd het gebruik dat ter gelegenheid van de verjaardag van koningin Wilhelmina, op de oever van de kleine vijver in het Haagse bos, een houten frame werd opgebouwd, waarop met lampen het silhouet van een bekend gebouw werd aangebracht. In de avonduren gingen de lampen ‘illuminaties’ dan aan. Zo konden bezoekers zich onder andere vergapen aan de Eiffeltoren, de poort van Amersfoort, een zeilschip, het Muiderslot en kasteel Haarzuilens. Door het bos liepen destijds twee ‘karresporen’: de Boslaan (tussen Malieveld en bos; nu uitloper van de Utrechtsebaan) en de Laan van Nieuw Oost-Indië. Pas in de twintiger jaren werden beiden uitgebouwd tot brede wegen vanwege het almaar
toenemende verkeer.

In de lengterichting was er de Leidsestraatweg. Die vormde destijds de belangrijkste uitvalsweg vanuit Den Haag centrum naar Wassenaar en Leiden. Pas in 1923 nam de Benoordenhoutseweg die rol over. De Leidsestraatweg, nog steeds voorzien van klinkers, loopt nu van Boslaan tot Benoordenhoutseweg/ Waalsdorperlaan. Langs de weg staan nog steeds twee gietijzeren kilometerpalen alsmede twaalf hectometerpalen van basalt; allen tot Rijksmonument verheven. Ook in de wintermaanden leende, en leent, het Haagse bos zich uitstekend voor activiteiten. Zo trok de koninklijke familie regelmatig per arrenslee door het gebied, of men trok de schaatsen aan om te gaan zwieren op de bevroren wateroppervlakten. En met hen vele duizenden stadsbewoners.

De Tweede Wereldoorlog leidde tot een kaalslag in het Haagse Bos; de tweede in korte tijd want in 1911 eiste een zware storm al zijn tol onder de bomen in het bos (2648 overleven de windkracht niet). De Duitse bezetter liet ongeveer zeventig procent van de bomen kappen voor een beter schootsveld. Tegelijk werd het bos op diverse plaatsen ‘verrijkt’ met bunkers en een tankgracht. Vanuit het bos werden later V1 en V2-raketten richting Groot-Brittannië afgeschoten. Nadat de oorlogshandelingen voorbij waren begon de herplanting van het bos. De tankgracht werd grotendeels gedempt zodat een ‘normale’ sloot overbleef. De bunkers verdwenen onder een laag grond, en groen. De ‘heuvels’ zijn echter nog altijd zichtbaar.

De Leidsestraatweg is ontdaan van autoverkeer - koningin Juliana gebruikte deze route nog vaak om zich ‘onopgemerkt’ tussen Den Haag centrum en paleis Huis ten Bosch te bewegen - terwijl de Laan van Nieuw Oost-Indië is voorzien van een groene middenberm. Het Haagse Bos, nu nog 110 hectare groot, is inmiddels beschermd stadsgezicht. 


Details

  • Schrijver

    Carel Goseling
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Tent van Sociëteit De Witte in het Haagse bos. Foto uit 1880, collectie HGA
  • Editie

    12-2023

Meest gelezen artikelen