Skip to main content

Tabee Garoeda


Uit mijn allereerste bezoek aan Garoeda herinner ik me mijn wijlen, oud-koloniale schoonvader S.N. Scheltema, die, we schrijven eind jaren vijftig, de Indonesische ober nog met djongos aansprak. Immers wij gingen daar gezellig ‘Indisch’ eten. Voor minder dan een complete rijsttafel deden wij dat in die begintijd niet. 

Later, in een geheel ander gezelschap, beperkten wij ons altijd tot de kleine kaart, meestal op vrijdagavond, nadat wij onze dames in Pulchri Studio veilig aan de stamtafel achterlieten, om gewapend met sateh en bier, als mannen onder elkaar de sores van de week te bespreken. Wij, dat waren Sees Vlag, de kunstenaar/graficus, die met name het Haagse architecturale erfgoed hoogst origineel in beeld bracht, Ton de Wilt en ik, zijn kunstlievende vrienden. Als ik nu in gedachten vanuit Garoeda over het Lange Voorhout uitkijk, hangen er aan de muur achter mij, naar schatting, een stuk of vijf Haagse aanzichten van Sees Vlag. Alhoewel, er kon ook best een Indonesisch landschapje tussen verdwaald zijn, want Sees en zijn onafscheidelijke echtvriendin Mara, bereisden namelijk de aloude Gordel van Smaragd een aantal keren, niet in het minst omdat Mara als kind op Java de oorlog in een Jappenkamp had doorgebracht. Voor Mara dus niet alleen maar een behaaglijk Tempo Doeloe. Ik weet niet of Sees het buitenaanzicht van Garoeda ooit in een prent heeft vereeuwigd, maar door de naam Garoeda te googelen, krijgen we via talloze foto’s tal van nostalgische binnen- en buitenkantjes van het restaurant voorgeschoteld en daarmee zullen wij, oud bezoekers, het dan ook voortaan moeten doen. 

Na het afrekenen en het gebruikelijke ‘terima kassih banyak’ slenteren wij over het Lange Voorhout terug richting Pulchri Studio. Halverwege pauzeren wij even bij het fragiele standbeeld van onze grote Haagse schrijver Louis Couperus, waar Sees plotseling als uit het niets memoreert: ‘Wat zonde toch van de Haagse dierentuin destijds. Weten jullie nog dat daar de allereerste Pasar Malam plaatsvond?’ En ja, wat is het dan toch fijn dat Sees ook deze aanslag op ons Haagse erfgoed en dat ook nog tijdens de sloop, zo pijnlijk expressief in een prent heeft vastgelegd. Trouwens, al op de academie bekommerde Sees zich om het Haagse aangezicht. Woningbouw van flats aan de Segbroeklaan leverde onder andere de ets op, die hij me ooit op een verjaardag cadeau deed. In zijn begintijd grafeerde Sees ook stillevens, waaronder de zonnige plantentafel met narcissen, waarmee hij me op mijn trouwdag blij maakte. Maar om eerlijk te zijn, dit was geen opzienbarende kunst, zeker niet vergeleken met wat Karel Appel en de andere Cobra schilders in die jaren vijftig op het doek ‘smeten’. Maar ja, die schilders ‘rotzooiden dan ook maar wat aan…’. Overigens, Sees sprak over zichzelf liever als ambachtsman dan als kunstenaar. 

Zelf raakte ik Sees en Mara door een verhuizing naar Utrecht een tijd uit het oog; pas jaren later, anno 1981, bij het negentigjarig bestaan van de Haagse Kunstkring liep ik beiden weer tegen het lijf. Het was dat zijn ega Mara mij aansprak, want Sees en ik hadden elkaar in de drukte niet zo gauw opgemerkt. Het was ook de avond, dat de schilderes Evelien Scheffer mij aan de bar aansprak als ‘mijnheer de advocaat’, een verkeerde veronderstelling, maar zij kon dan ook niet weten dat spreekvaardigheid eerder een gebrek dan een kwaliteit van mij was. Later begreep ik dat Evelien gewoon onbevangen op zoek was naar klanten voor haar werk, schilderijen, die mij, mag ik wel zeggen, zeer zouden aanspreken. Zij verleidde mij diezelfde avond nog tot een lidmaatschap van de HKK, wat mij onder andere een vriendelijk knikje opleverde van de voorzitter van de jubilerende Kring, Albert Vogel, in die jaren een nationale beroemdheid als voordrachtskunstenaar. Maar ook Sees Vlag had intussen over erkenning niet te klagen. Met name in het Haagse genre kon hij de prenten bij tijd en wijle niet aanslepen. Het Vredespaleis en De Hofvijver bleken toppers. Voor de rest van die gedenkwaardige avond namen Sees en Mara mij onder hun hoede, waarbij uiteraard het gezellige hapje eten, selamat makan, niet ontbrak. En dat gebeurde, je kon het raden, bij Garoeda, het ons al jaren vertrouwde Indonesische restaurant op de hoek van de Kneuterdijk en de Heulstraat.

Nu is Garoeda niet meer. De inboedel werd verleden jaar november geveild. Het Haags Historisch Museum verwierf daarbij onder meer het grote beeld van de naamgever, namelijk de mythische vogel Garoeda. ‘Wat blijft, komt nooit meer terug’, verzuchtte dichter Jan Eikelenboom ooit. 

Tabee Garoeda.

 

 


Details

  • Schrijver

    Theo van der Wacht 
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Restaurant Garoeda, 1980. Foto: Robert Scheers, collectie Haags Gemeentearchief
  • Editie

    9-2021

Meest gelezen artikelen