Skip to main content

Brandstoffenhandel A. Vendel in de Prins Hendrikstraat


Het is 1957 en ik woon met mijn ouders, broer en drie zussen in de Prins Hendrikstraat. Ik ben vier jaar oud, de jongste en nakomertje in ons gezin, en er staat iets bijzonders te gebeuren: we gaan verhuizen! Dat is op die leeftijd heel enerverend, en toch gaan we niet zo heel ver: we schuiven een stukje op van nummer 67 naar 85. Maar als je vier bent is dat een heel eind. Daar is een huis vrijgekomen dat meer ruimte biedt aan onze familie en er is een nieuwe winkelruimte met etalage in de maak voor de kolenhandel van mijn vader Ton Vendel, die in de winkel zakjes kolen en aanmaakhout verkoopt en op bestelling levert aan huis.

Dat gebeurde toen allemaal vanuit een opslag- en rangeerterrein bij station Staatsspoor aan de Schenkweg - een emplacement, zoals dat toen werd genoemd - waar goederentreinen heen en weer rangeerden en de kolen vanuit wagons bij de juiste opslagplaatsen werden gelost. Door dat vele rangeren (want al die goederenwagons vervoerden nog meer dan alleen kolen), waren de slagbomen onder het viaduct bij de Schenkkade soms wel een kwartier of langer gesloten; ze moesten namelijk om van spoor te wisselen steeds over die spoorwegovergang rijden. Toen kon je nog vanaf de Schenkkade over het spoor richting Rijswijkseweg; nu is daar alleen nog een fietstunnel. En er passeerden natuurlijk ook de gewone treinen met reizigers. Ik heb daar met mijn pa heel wat keertjes in de auto staan wachten en telkens als je dacht dat ze klaar waren en de bomen omhoog zouden gaan, begonnen ze weer opnieuw met het verplaatsen van wagons.  De kleine rangeerlocomotief waarmee men dat deed, werd De Sik genoemd, naar het rare geluid dat de uitlaat maakte: siksiksiksiksik. De rangeerder stond op een brede treeplank aan de zijkant van de locomotief, zodat hij goed overzicht had, en bediende hem met een grote hendel. Ik mocht een keer een stukje meerijden, wat een hele gebeurtenis was! De kolen werden vanuit de opslagplaats in juten zakken van een half mud (gewicht ca. 35 kg) op de vrachtwagen met achterop groot de naam ‘A. Vendel’ geladen en bezorgd bij de klanten. Die woonden voor het merendeel in ons gedeelte van het Zeeheldenkwartier, want elk buurtje had zo zijn ‘eigen kolenboer’. Maar ook kolen die in zakjes waren verpakt, konden worden geleverd, want niet iedereen had een kolenhok of een andere ruimte om losse kolen in te laten storten. In onze winkel waren die zakjes trouwens ideaal om voor mijn speelgoedtrein tunnels en bruggen te bouwen, tot wanhoop van mijn moeder die daarna het kolenstof weer van me af kon wassen! Na de magere jaren volgend op de oorlog ging het begin jaren zestig economisch gezien steeds beter in Nederland, en zo ook met de zaak van mijn vader. Zoals hij het ooit in een brief uit 1959 aan een overzeese zus beschreef: “Er heerst in ons land een zekere welvaart”. De koude winter van 1962-63 zorgde natuurlijk ook voor extra omzet, want met de diepvriestemperaturen van toen stonden die oude kolenkachels met hun mica-raampjes de hele dag te loeien. Ieder jaar als de nieuwe prijzen van de kolen bekend werden (antraciet, eierkolen, cokes, briketten etc.), kregen de vaste klanten hiervan bericht via een prijscourant, een eenvoudig prijslijstje dat keurig in een envelopje in hun brievenbus werd gedaan, en ik hielp graag mee met het bezorgen in de leuke straten van het Zeeheldenkwartier. Omdat mijn vader nauw betrokken was bij het parochiewerk van de kerk in de Elandstraat, werd zijn vrachtwagen ook ingezet voor het vervoer van onder andere bagage voor het jaarlijkse vakantiekamp van de Gilde (waar ik jarenlang lid van was). Dat was de katholieke versie van de padvinderij, gevestigd in het AVA-gebouw op de hoek van de Helmerstraat en de Elandstraat, en hier werden allerhande sociale activiteiten georganiseerd.

Maar er was verandering op komst. Begin jaren zestig werd in het Groningse Slochteren aardgas gevonden en al na enkele jaren (rond 1963-1964) werden de eerste huishoudens aangesloten op aardgas voor verwarming. Ironisch dat we er nu weer vanaf moeten, maar dat terzijde. Dat aardgas was natuurlijk een bedreiging voor de handel en er werd hard over nagedacht hoe nu verder te gaan in de kolenbranche. Zoals in deze tijd de winkels stuk voor stuk uit het straatbeeld verdwijnen door de toenemende online-inkopen, zo was er in die tijd het aardgas dat een einde dreigde te maken aan de verkoop van kolen. Ik weet nog goed dat ik in 1964 een Sinterklaassurprise maakte, bestaande uit een bak turfmolm waar een luchtballon in was verstopt. Daarbovenop had ik een kraan gebouwd met daarin een breinaald, waarmee mijn vader de ballon (de aardgasbel) kapot moest prikken. Omdat mijn vader secretaris was van de Coöperatieve Vereniging van Brandstoffenhandelaren Excelsior, gevestigd in een gebouw op de hoek van de Loosduinsekade en de Monstersestraat, kon hij de ontstane situatie goed overleggen met zijn mede-

lotgenoten. Het gebouw van Excelsior bestond uit een kantoor en een enorme hal, waar bergen kolen lagen opgeslagen. Direct ervoor aan de straatkant was een koffiehuis, waar mijn pa en ik weleens naar binnen gingen voor een koffie en een chocomel; je kon er in die tijd - toen bijna iedereen nog rookte - tegen de lucht van de zware shag aanleunen! Mijn vader is jammer genoeg nooit te weten gekomen hoe het zou aflopen met het aardgasdrama - misschien maar beter ook - want hij overleed in januari 1965 op 53-jarige leeftijd onverwachts aan een hartaanval. De zaak werd opgedoekt, en ook diverse andere kolenhandelaren waren in de jaren daarna genoodzaakt ermee te stoppen of andere handel te gaan zoeken. Zo is een ooit zo bloeiende sector binnen een jaar of vijf bijna helemaal verdwenen. Het enige wat blijft, zijn de herinneringen aan een mooie, vroege jeugd en een handjevol foto’s. Dat is toch goud waard.


Details

  • Schrijver

    Louis Vendel
  • Editie

    22-2020

Meest gelezen artikelen