Skip to main content

Korenmolen voor de Loosduinens abdij


Een in 1098 gestichte kloosterorde van de Cisterciënzers vestigde zich omstreeks 1220 onder andere in Nederland. Tussen 1224 en 1226 worden deze Cisterciënzers ook in het tuindersdorp Loosduinen actief. Al omstreeks 1228 sluiten zij een overeenkomst met graaf Floris IV (1210-1234) en zijn vrouw Machteld van Brabant (1197-1267) om op hun grafelijke landgoed Loosduinen een abdij voor vrouwelijke kloosterlingen te stichten. Omstreeks 1230 begint men met bouwen en vanaf 1234 wordt het abdij in gebruik genomen. Met name Machteld is zeer ingenomen met het klooster. De kloosterzusters zijn eveneens tevreden, omdat zij een goede plek hebben gekregen.

Loosduinens abdij

De bisschop van Utrecht, Wilbrand van Oldenburg, ziet wel wat in uitbreiding van het aantal kloosters in zijn bisdom en in 1231 neemt hij dan ook het klooster in Loosduinen onder zijn hoede. Een aantal Cisterciënzer nonnen afkomstig uit Sint Servaasabdij te Utrecht, komt nu ook in de abdij van Loosduinen wonen. De Loosduinens abdij is in vrij korte tijd flink toegenomen tot een bezit van ruim 700 hectare en was hiermee de grootste grondbezitter in de wijde omgeving. De kloostergemeenschap was ingesteld op akkerbouw en veeteelt, en vermoedelijk was er ook een bierbrouwerij. De abdij kon al vrij snel in haar eigen onderhoud voorzien. Zoals het bij meer kloosters in de middeleeuwen het geval was, gaat ook van dit klooster een grote aantrekkingskracht uit. Geleidelijk aan vormt zich hier dan ook rondom de abdij een kleine woongemeenschap, het dorp Loosduinen. In 1234 overleed Floris IV tijdens een toernooi bij Corbie in Frankrijk. Na zijn overlijden gaat Machteld van Brabant in het klooster in Loosduinen wonen. Omstreeks 1238 wordt gestart met de bouw van een stenen kerk voor het klooster op de plek van een in 1170 verwoeste houten kapel. In 1250 is de kerk, ontworpen in de stijl van de Schelde gotiek, gereed. Zij is de voorloper geworden van de huidige Abdijkerk. Het bouwwerk is hiermee het oudste kerkgebouw van Den Haag. Machtelt overleed in 1267. Zij wordt in de kerk van Loosduinen begraven.

Schenking van de korenmolen 

Gaaf Willem III (1287-1337), bijgenaamd de Goede, schenkt in 1310 een korenmolen voor de abdij van Loosduinen. De korenmolen voorziet de kloosterlingen en de omwonende bevolking van meel. Het is een houten Standerdmolen, op een heuvel gebouwd. De goede graaf overlijdt op 7 juni 1337. In 1569 wordt de oude molen van graaf Willem III gesloopt. Een trieste zaak voor de kloosterlingen, alsook voor de Loosduinens in de buurt. Nu moeten zij hun graan door een molen in het Westland laten malen. Intussen zijn we beland in de Tachtigjarige Oorlog (1568 -1648). Al op 1 april 1572 nemen de Geuzen Den Briel in. In vrij korte tijd winnen zij steeds meer terrein en in 1574 bereiken zij ook Den Haag en omstreken. Nog in hetzelfde jaar vernielen en plunderen deze Geuzen de abdij en de kerk. Daarna worden de restanten nog eens door de Spanjaarden verder verwoest. De nonnen moesten in allerijl de vlucht nemen. Dit alles betekent het einde van de abdij.

Van de abdijgebouwen blijft eigenlijk niets meer over, de kapel wordt zwaar beschadigd. In deze periode had ook de Reformatie haar intrede gedaan. De zeer gehavende kapel wordt gerestaureerd en wordt in 1580 als kerk door de Staten van Holland aan de Protestanten toegewezen. In 1595 schenkt stadhouder prins Maurits (1567-1625) een nieuwe molen met een stenen onderbouw, maar er komt ook een nieuwe woning voor de molenaar. Was de molen oorspronkelijk speciaal ten behoeve van de abdij gebouwd, Maurits schenkt de molen (nu alleen) voor de bewoners van Loosduinen, zo schreef hij: “tot geryff van sijne ondertaenen”. De Loosduinens waren zeer ingenomen met hun molen. Ook prins Maurits zelf was zó trots dat hij de nieuwe molen zijn eigen naam gaf: Mauritsmolen.

Verwoesting in 1721

Van Maurits’ activiteiten is ooit een rentmeester-rekening uit 1614 gevonden, met hierin de bepalingen waarop de woning, de molen en de grond werden verpacht. Hieruit bleek onder meer dat op 31 december 1614 Pieter Cornelis Hetts was aangesteld als ‘molenaar tot Loosduinen’. Hij kreeg deze pacht voor vijf jaar “om honderd ponden” per jaar. Als gevolg van een
enorme orkaan in 1720 werden de molen en de molenaarswoning verwoest. Alleen de vierkante stenen onderbouw van de molen bleef gespaard. Al in 1721 vindt een grootscheepse verbouwing plaats. De oude stenen onderbouw kon nu dienen als fundament, waarop de nieuwe, huidige stenen bovenkruier kon worden gebouwd. Ook wordt er in datzelfde jaar een nieuwe woning voor de molenaar gebouwd. Vanaf dat moment is de molen de Korenaer gaan heten. Deze huidige Loosduinen molen is een zogenaamde ronde stenen Stellingmolen. De oud-Hollandse wieken hebben een vlucht van ruim twintig meter. In 1811 maakt keizer Napoleon Bonaparte een einde aan het systeem van verpachting uit 1614, en hij beveelt de verkoop van alle nationale domeinen. Als gevolg van deze bepaling gaan in 1812 de molen en de molenaarswoning in particulier bezit over. Daarna verwisselt het geheel nog vele malen van eigenaar.

De molen vandaag de dag

Den Haag zou de laatste eigenaar worden. De stad groeide namelijk uit haar voegen en was vanaf 1903 begonnen met het annexeren van een deel van Loosduinen. In1910 waagde de stad wederom een poging, maar weer moest men wachten. Het duurde tot 1923 voordat burgemeester Hendrik Willem Hovy en de meerderheid van de gemeenteraad van Loosduinen akkoord was gegaan met de gehele annexatie van Loosduinen door Den Haag. En zo komt in 1925 ook het gehele complex, omvattende onder meer molen en molenaarswoning, in bezit van de gemeente Den Haag, voor het bedrag van 19.500 gulden. Daarmee verwierf de gemeente Den Haag tevens het zo genaamde windrecht: een recht van overheidswege om een molen te laten draaien. De molen zoals wij die nu kennen stamt dus uit 1721. Tot op de dag van vandaag zijn de Korenaer en de molenaarswoning het eigendom van de gemeente ’s-Gravenhage. Op gezette tijden draait de molenaar de molen nog steeds. Hij is onmisbaar en uit zekerheid zijn er dan ook twee molenaars aangesteld; momenteel zijn dat de heren Rien Koolstra en Jan Hirs. De molen maalt niet voluit, maar toch kan een bezoeker diverse soorten bloem kopen. Aardig weetje is dat het meel wordt gemalen door collega’s van molen De Walvisch uit Schiedam. Wel moeten de Haagse molenaars de tarwe aanleveren. Wat bijna niemand weet, is dat er bij de molen echte bijenhoning te koop is, geproduceerd door Loosduinen bijen. Van omstreeks 1230 tot 1570 was de naam Loosduinen voornamelijk verbonden met de abdij en de molen.


Details

  • Schrijver

    Otto Chr. Van Soldt
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

    Gezicht naar de Loosduinse brug met links een molen, 1770. Vervaardiger F. Wit. Collectie Haags Gemeentearchief.
  • Editie

    16-2020

Meest gelezen artikelen