Skip to main content

Het Den Haag dat ik heb gemist


Eind augustus, 1970. Terug van vakantie, een rondreis door wat toen nog Joegoslavië was. Mijn vader parkeerde ons volgepakte Opeltje, stoffig van de honderden kilometers macadamwegen die het had getrotseerd, aan Isabellaland. Met onze bagage liepen we naar ons portiek. Maar de ingang werd versperd.

In de familiekroniek die mijn vader schreef, staat dat een stel knullen van een jaar of vijftien een walmend vuurtje had gestookt van afgedankte meubels, banden en matrassen. “Ze zaten in het portiek te roken en lieten ons met grote tegenzin de voordeur bereiken.” Nieuwe bovenburen. Een maand later woonden we in Zoetermeer. Waardoor ik aan de zijlijn belandde van de geschiedenis van Den Haag.

Camera uitlaten

Maar een tentoonstelling van het werk van fotograaf Frederick Linck (1942 – 2020) in het Haags Historisch Museum rakelt de jaren zeventig weer op. Linck woonde en werkte op de hoek van de Amsterdamse Veerkade en de Wagenstraat. Van daaruit ging hij dagelijks met zijn camera om zijn nek op avontuur, de straat op. Hij ‘liet zijn camera uit’, zoals anderen hun hond uitlaten. En legde vast wat ik heb gemist. 

Het voorval bij onze portiekflat in Mariahoeve en de nasleep ervan blijken tekenend voor de decade die aanbrak. Allereerst omdat Hagenezen graag fikkies stoken, niet alleen met oud en nieuw. Ook omdat het ruimtelijkeordeningsbeleid erop gericht was stedelingen naar ‘groeikernen’ te dirigeren; de binnenstad werd gereserveerd voor kantoor-kolossen. Het Rijk deed de rest: dat voerde een spreidings-beleid, waardoor 16.000 Haagse gezinnen naar provinciesteden moesten verkassen. Het werkte: in 1970 woonden er 540.000 mensen in Den Haag, in 1980 100.000 minder.

Vierbaansweg door de binnenstad

Zo viel de halve binnenstad onder de slopershamer. Woningen moesten wijken voor de Dwarsweg, die het Prins Bernard-viaduct zou verbinden met de Prinsegracht. Het megalomane idee erachter was ongetwijfeld dat forenzen via deze fly-over comfortabel van huis, in Zoetermeer of in een nieuwbouwwijk net over de rand van de stad, naar kantoor konden pendelen. Als wethouder Adri Duivesteijn de Dwarsweg niet had tegengehouden in 1980, waren de Amsterdamse Veerkade, een deel van de Wagenstraat, de Nieuwe Molstraat, de Hamerstraat en de Brouwers-gracht veranderd in een liniaalrechte vierbaansweg.

Terwijl hij op avontuur ging in de stad, legde Frederick Linck dit vast. Met de mensen erbij, die hun eigen weg zochten te midden van verkrotting en bijna lukrake sloop, vooruitlopend op plannen die nooit doorgingen. Die bezitnamen van braakliggende terreinen, die als rotte kiezen in de buurten lagen en uiteindelijk dienst gingen doen als parkeerterrein.

Lincks lens zag nog veel meer. Hij hield van de kermis en reisde mee met het circus. Hij stak zijn hoofd in de bekken van leeuwen en krokodillen en hing 40 kilo pythons om zijn nek, om het leven achter de coulissen invoelbaar vast te leggen. Hij schuimde de Haagse Markt af. En van de dingen die hij vond of zag op straat maakte hij bijzondere stillevens.

Verdwenen verleden

Maar het boeiendst is voor mij die decade waarin veel verleden verdween, zoals het Haags Historisch Museum het noemt, en dat ik dankzij 150 foto’s toch kan beleven. Onder meer in Lincks nagebouwde doka. Aanrader dus, te zien tot en met 28 januari 2024. En wil je een gratis rondleiding? Die zijn er op de zaterdagen 18 november, 2 december en 6 januari, start om 14.00 uur.


Details

  • Schrijver

    Milja de Zwart
  • E-mail

    Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
  • Fotobijschrift

  • Editie

    20-2023

Meest gelezen artikelen