Skip to main content

Op avontuur langs de jeugdherbergen

  • Schrijver: Ton van Rijswijk
  • E-mail adres: avanrijswijk@kpnmail.nl
  • Foto bijschrift: Stayokay in Domburg. Foto: Michiel Verbeek, Wikimedia commons
  • Editie: 09-2024

Ik zal veertien of vijftien jaar zijn geweest en wilde perse een avontuurlijke vakantie beleven. De vakantie met mijn ouders beperkte zich immers tot een verblijf op camping Saxenheim in Vierhouten. Hier gingen we met de trein naartoe en Van Gend en Loos haalde dan vooraf de spullen op die wij niet konden meenemen. ‘Op’ Saxenheim verbleven we meestal in het huisje van mij Ome Joop, die zijn verblijf Erica had genoemd.

Het was een primitief huisje: het had een woonkamer/keuken en een slaapkamer. Het toilet was een ton buiten, vlak bij een heuveltje. Kortom, als kind wilde je - toen al - wel eens wat meer en zo vatten mijn neef Ton en ik het plan op om een veertiendaagse tocht te maken langs een serie jeugdherbergen in Nederland. Met de fiets natuurlijk en eerst moesten beide ouders ervan worden overtuigd dat het allemaal veilig was. En laten we eerlijk zijn, in 1958 was het allemaal nogal wat veiliger en liepen twee jongens van veertien en vijftien jaar niet zo’n groot risico om onderweg lastig gevallen te worden. We moesten wel lid worden van de NJHC, de Nederlandse Jeugdherberg Centrale. Daar kreeg je een lidmaatschapskaart van, waarmee je toegang kreeg tot alle jeugdherbergen in Nederland.

Maar wat waren jeugdherbergen eigenlijk? Het waren de voor-lopers van de latere ‘hostels’, pensions waar meestal jongeren verblijven en waar je doorgaans met meer gasten op een slaapzaal verblijft. Wel aparte slaapzalen voor jongens en meisjes natuurlijk. En met verplichtingen, want je werd als gast wel verondersteld mee te helpen in de huishouding. Dat kon
van alles betekenen: mee helpen in de keuken, afwassen, de aardappelen schillen, de bedden opmaken. En er werd van je verwacht dat je de zogenoemde gastouders van de jeugdherberg ‘vader en moeder’ noemde. Dat laatste was even wennen, maar we slaagden daar snel in. 

Op de fiets naar Tiel. Onze eerste rit ging van Den Haag naar Tiel, midden in de Betuwe. Een grote jeugdherberg, waarvan ik de naam ben vergeten. Het was de eerste kennismaking met het fenomeen jeugdherberg, vandaag de dag Stayokay geheten en hostel genoemd. Een hostel heeft eigenlijk min of meer dezelfde kenmerken: een goedkoop verblijf op basis van een te leveren tegenprestatie. Alleen de verplichting om vader en moeder tegen wildvreemden te zeggen, ontbreekt.

Van Tiel reden we naar Arnhem, naar jeugdherberg Alteveer. Geen lange rit, maar voor ons was op die leeftijd elke dag een ontdekkingreis, het was immers de eerste vakantie zonder toezicht. En natuurlijk hadden we ‘plakspullen’ bij ons, want in die tijd plakte je nog zelf een lekke band. Dan werd de fiets ondersteboven gezet op het zadel en het stuur en zo had je de handen vrij om de reparatie uit te voeren. 

Van Alteveer ging de reis naar Terborg in de Gelderse Achter-hoek. Daarna naar Nijverdal, midden in Twente. In beide plaatsen vonden we het spannend. Aan de kwaliteit van het eten bewaar ik overigens nauwelijks herinneringen. Het was nog allemaal in de tijd waarin buitenlands eten in ons land nog niet echt in zwang was. Dus geen macaroni, laat staan een goede Italiaanse maaltijd, geen rijsttafel of wat dan ook van ‘over de grens’. Hollandse pot, met als basis de aardappelen, die steevast elke avond geschild moesten worden. Een taak, die wij (mijn neef en ik) opvallend vaak toebedeeld kregen. Contact met andere gasten was er natuurlijk wel, maar gezien onze leeftijd (we waren gemiddeld de jongsten van de gasten) was dat vrij summier. En nee, er was ’s avonds geen muziek, laat staan een disco of iets dergelijks. Soms had een enkele gast toevallig een gitaar bij zich, maar dat was een uitzondering. En voor ‘amoureuze uitspattingen’ waren we nog te jong: we wisten nog niet waar Abraham ‘de mosterd haalde’, laat staan andere lekkernijen.

Van Nijverdal trokken we naar de Breckelenkamp, een bijzondere in een oud kasteel gevestigde herberg in Denekamp. Vandaar terug naar Nijverdal en toen via Zwolle naar Putten op de Veluwe. Het werd de laatste stop, want vanuit Putten gingen we via Doorn terug naar Den Haag. 

We waren een hele ervaring rijker, voor de eerste keer hadden we de wereld buiten onze woonplaats ‘opgesnoven’. En voor het eerst onder het regime van vervangende ouders geleefd. Een ‘vader en moeder’ in Terborg en Nijverdal. De jeugdherberg bestaat echter niet meer. Toch wel jammer…